FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
ThiemeMeulenhoff
Go for it!
1 t-havo-vwo
Go for it 1thv-Unit5
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
robbery
=
beroving
officer
=
agent
pond
=
vijver
path
=
pad
suddenly
=
plotseling
to jump
=
springen
bush
=
struik
really
=
echt waar
to describe
=
beschrijven
fairly
=
tamelijk
strange
=
vreemd
to take off
=
afhouden van
exit
=
uitgang
actually
=
eigenlijk
to seem
=
lijken
van
=
bestelwagen
gate
=
poort
entrance
=
ingang
playground
=
speeltuin
interesting
=
interessant
extraordinary
=
buitengewoon
great
=
fantastisch
to hang out
=
rondhangen
to drop litter
=
afval achterlaten
to vandalise
=
vernielen
to scare
=
bang maken
tidy
=
netjes
politician
=
politicus
community group
=
buurtcomité
meeting
=
bijeenkomst
to talk
=
praten
issue
=
zaak
run down
=
in slechte staat
decent
=
fatsoenlijk
to gather
=
bij elkaar komen
car park
=
parkeerplaats
antisocial
=
asociaal
behaviour
=
gedrag
safe
=
veilig
difference
=
verschil
annoying
=
irritant
to embarrass
=
voor paal zetten
equipment
=
(speel)toestellen / speeltoestellen / toestellen
freedom
=
vrijheid
to hurt
=
pijn doen
to hire
=
huren
skate
=
rolschaats
size
=
maat
to fetch
=
halen
chin
=
kin
to trust
=
vertrouwen
crash helmet
=
helm
nasty
=
lelijk
kneepad
=
kniebeschermer
discount
=
korting
to look
=
eruitzien
trick
=
truc
somersault
=
salto
wuss
=
bangerik
to watch out
=
uitkijken
ice cream stall
=
ijscokraam
giant
=
reusachtig
leap
=
sprong
mankind
=
de mensheid
to hit
=
raken
to disappear
=
verdwijnen
past
=
voorbij
to plug into
=
aansluiten op
reason
=
reden
to wake up
=
wakker worden
to become
=
worden
to get along with
=
opschieten met
mostly
=
in het algemeen
glad
=
blij
comfortable
=
op zijn gemak
even
=
zelfs
twice
=
twee keer
to make sense
=
verstandig zijn
tiny
=
piepklein
insane
=
krankzinnig
to improve
=
verbeteren
to reckon
=
denken
spokesman
=
woordvoerder
ramp
=
helling