Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • to depend on = afhangen van
  • familiar = bekend
  • description = beschrijving
  • to approach = benaderen
  • to fight = bestrijden
  • to demand = eisen
  • average = gemiddeld
  • entirely = helemaal
  • to solve / to sort out = oplossen
  • solution to = oplossing voor
  • offender = overtreder
  • to estimate = schatten
  • mugger = straatdief
  • remote = verafgelegen
  • comparison = vergelijking
  • to date = verkering hebben met
  • to prevent = voorkómen
  • liberty = vrijheid
  • pickpocket = zakkenroller
  • to assume = aannemen / veronderstellen
  • presence = aanwezigheid
  • to decrease = afnemen
  • device = apparaatje
  • to emphasize = benadrukken
  • willing = bereid om
  • availability = beschikbaarheid
  • to consider = beschouwen
  • existing = bestaand
  • to involve = betreffen
  • assistant principal = conrector
  • in addition = daar komt nog bij
  • drop = daling
  • bucket = emmer
  • impact = enorm effect
  • to fail = er niet in slagen
  • to apply to = gelden voor / slaan op
  • appropriate = geschikt
  • case = geval
  • desired = gewenst
  • limit / border = grens
  • hollow = hol
  • in response to / in reply to = in antwoord op
  • to put into pratice = in praktijk brengen
  • youth = jeugd
  • youngsters = jongeren
  • powerful = krachtig
  • issue = kwestie
  • physical = lichamelijk
  • rather than = liever dan
  • measures = maatregel
  • to have control over = macht hebben over
  • environment = omgeving (omstandigheden) / omgeving
  • to lack = ontbreken
  • to develop = ontwikkelen
  • to trace = opsporen
  • discipline problem = ordeprobleem
  • conviction = overtuiging
  • staff = personeel
  • to bully = pesten
  • to occur = plaatsvinden
  • to tease = plagen
  • attempt = poging
  • frequent = regelmatig / vaak voorkomend
  • cooperation = samenwerking
  • schedule = schema / agenda
  • similar = soortgelijk
  • view = standpunt
  • to express = uitspreken
  • to vary = variëren
  • to deserve = verdienen
  • to reduce = verminderen
  • to provide = verschaffen
  • several = verscheidene
  • far-reaching = verstrekkend
  • to refer to = verwijzen naar
  • value = waarde
  • to keep off = weghouden van
  • well-being = welzijn (gezondheid en geluk) / welzijn
  • caring = zorgzaam
  • to play a sport = aan sport doen
  • at first / initially = aanvankelijk
  • reliable = betrouwbaar
  • to admire = bewonderen
  • figure = cijfer
  • to bother = de moeite nemen
  • to remind = doen denken aan
  • to force = dwingen
  • to mind = erg vinden
  • witness = getuige
  • to recognize = herkennen
  • to impress = indruk maken op
  • contestant = kandidaat / deelnemer
  • to ignore = negeren
  • to investigate = onderzoeken
  • origin = oorsprong
  • stage = podium
  • series = serie
  • appearance = uiterlijk
  • upset = van streek
  • determination = vastberadenheid
  • confusing = verwarrend
  • spare time = vrije tijd
  • self-confidence = zelfvertrouwen
  • arrival = aankomst
  • on my own = alleen (zonder hulp) / alleen
  • asylum seeker = asielzoeker
  • treatment = behandeling
  • basic = belangrijkste
  • definitely = beslist / absoluut
  • to claim = beweren
  • agency = bureau
  • services = dienstverlening
  • to be honest = eerlijk gezegd
  • area = gebied / omgeving
  • place of birth = geboorteplaats
  • proper = geschikt (voor een bepaalde situatie) / geschikt
  • health = gezondheid
  • artificial = kunst- / niet echt
  • to run = leiden / runnen
  • tough = moeilijk / lastig
  • surrounded = omsingeld door
  • hostel = onderkomen voor daklozen
  • investigation into = onderzoek naar
  • unsuitable = ongeschikt
  • ceiling = plafond
  • queue = rij (mensen, auto’s) / rij
  • razor = scheerapparaat
  • razor blade = scheermes
  • debt = schuld
  • support = steun / hulp
  • temporary = tijdelijk
  • interpreter = tolk
  • report = verslag
  • to remove = verwijderen
  • waiting room = wachtkamer
  • to refuse = weigeren
  • to worship = aanbidden
  • slums = achterbuurt
  • ad = advertentie
  • poverty = armoede
  • post = baan / functie
  • to cheat = bedriegen
  • possession = bezit
  • to remain = blijven
  • surface = buitenkant
  • therefore = daarom
  • genuine = echt
  • really = eigenlijk
  • decent = fatsoenlijk / aardig
  • to tend = geneigd zijn
  • in the fourth form = in de vierde klas
  • as a matter of fact = in feite
  • to show off = indruk proberen te maken
  • box office = kassa (theater, bioscoop) / kassa
  • viewer = kijker
  • attendant = medewerker
  • co-worker = medewerker / collega
  • crowd = menigte
  • by ferry = met de veerboot
  • in that way = op die manier
  • to attend a school of pre-university education = op het vwo zitten
  • deliberately = opzettelijk
  • convincing = overtuigend
  • court = rechtbank
  • director = regisseur
  • to hang out = rondhangen
  • seemingly = schijnbaar
  • job interview = sollicitatiegesprek
  • to apply for = solliciteren naar
  • fluency = spreekvaardigheid
  • happened = toevallig (zien, tegenkomen) / toevallig
  • TV host = tv-presentator
  • ultimately = uiteindelijk
  • vacancy = vacature
  • to improve = verbeteren
  • suspicion = verdenking
  • requirement = vereiste
  • fiancé = verloofde / fiancée
  • engagement to = verloving met
  • betrayal = verraad
  • addicted to = verslaafd aan
  • especially = vooral
  • suburb = voorstad
  • quite / rather = tamelijk
  • desperate = wanhopig
  • orphan = weeskind
  • employer = werkgever
  • employee = werknemer
  • to be set in = zich afspelen in