FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
Of course!
Of course3-5havo
Ofcourse3-5h-H6-EN ->
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
access
=
toegang
accuracy
=
nauwkeurigheid
adores
=
aanbidden
behavioural
=
gedrags
browse
=
bladeren
crop up
=
opduiken
detention
=
opsluiting
disdain
=
minachting
down-to-earth
=
nuchter
evade
=
ontwijken
findings
=
conclusies / uitkomsten
implement
=
uitvoeren
indifferent
=
onverschillig
indignant
=
verontwaardigd
issue
=
probleem
keen
=
enthousiast
modest
=
bescheiden
persecution
=
vervolging
prejudice
=
vooroordeel
ratings
=
kijkcijfers
reluctantly
=
met tegenzin
resentment
=
haat / wrok
scrutiny
=
nauwkeurig onderzoek
strained
=
gespannen
tendency / inclination
=
neiging
vain
=
ijdel
assess
=
beoordelen
committed to
=
toegewijd aan
conduct
=
uitvoeren / doen
conform to
=
zich aanpassen aan
design
=
ontwerpen
designer
=
ontwerper
discard
=
wegdoen / terzijde schuiven
elaborate on
=
uitweiden over
explore
=
onderzoeken / verkennen
fertilization
=
bevruchting
gather
=
verzamelen
genetically
=
genetisch
ignite
=
ontbranden
match
=
partner
muscles
=
spieren
pursue
=
proberen te bereiken / nastreven
siblings
=
broers en zussen / broers of zussen
stun
=
versteld doen staan
test tube
=
reageerbuis
the odds are
=
het is hoogst waarschijnlijk
tissue
=
weefsel
transfer
=
overbrengen
transplant
=
transplanteren
unreliable
=
onbetrouwbaar
verify
=
checken / vaststellen
yield
=
opleveren
accused
=
verdachte
base
=
vals / gemeen
clipping
=
stukje / fragment
complaint
=
klacht
controversy
=
onenigheid / verdeeldheid
deem
=
achten / beschouwen als
frequency
=
aantal binnen een bepaalde tijd
infamous
=
berucht
needless
=
onnodig
pitfall
=
valkuil
returns
=
opbrengsten
salesman
=
vertegenwoordiger
utter
=
uitbrengen
citizenship
=
staatsburgerschap / burgerschap
fuel
=
verergeren
grant
=
verlenen / toekennen
haven
=
schuilplaats
influx
=
toevloed / stijging
meltdown
=
ineenstorting
pitch
=
sportveld / veld
prime
=
voornaamste
property
=
onroerend goed
prospective
=
aanstaand / toekomstig
prosperous
=
rijk / welvarend
real estate agent
=
makelaar
replica
=
kopie
scathing
=
vernietigend / scherp
screen
=
uitzenden
speculator
=
speculant
takeover
=
overname
tax evasion
=
belastingontduiking
turmoil
=
verwarring / beroering
turnstile
=
draaihek
verge
=
rand (van iets wat gaat gebeuren) / rand
booming
=
snelgroeiend
commerce
=
zaken
curb
=
in toom houden / beperken
deficit
=
tekort
entrepreneur
=
zakenman / ondernemer
franchise
=
zaak (binnen een winkelketen) / zaak
impose
=
opleggen
incentive
=
prikkel / aansporing
jeopardise
=
in gevaar brengen
liquidate
=
sluiten / opheffen
menace
=
bedreiging
merger
=
fusie
pics
=
foto’s
revenue
=
opbrengst / winst (van een bedrijf) / winst
tempt
=
in verleiding brengen
wary of
=
op je hoede voor
arbitrary
=
willekeurig
beyond
=
verder dan
choking
=
verstikkend
comprehensive
=
veelomvattend / uitgebreid
cradle
=
bakermat / wieg
detect
=
bespeuren / ontdekken
exploit
=
uitbuiten
fade away
=
langzaam verdwijnen / vervangen
holler
=
hard roepen
impoverished
=
verarmd
intervention
=
tussenkomst (om erger te voorkomen) / tussenkomst
jam
=
volstoppen / volproppen
meanwhile
=
intussen
nurture
=
(iets helpen) ontwikkelen / ontwikkelen
obligatory
=
verplicht
outsource
=
uitbesteden
reside
=
wonen (formeel) / wonen
resort to
=
zijn toevlucht nemen tot (iets negatiefs) / zijn toevlucht nemen
surrogacy
=
draagmoederschap
traffic jam
=
file