FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
Of course!
Of course3-4havo
Ofcourse3-4h-H2-NE
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
to make an application
=
aanvraag indienen
understanding
=
begripvol
to discuss
=
bespreken
to order
=
bestellen
to continue
=
doorgaan met
village
=
dorp
quite
=
erg / heel
relatives
=
familieleden / familie
tool
=
gereedschap
guide
=
gids
main character (BE) / main character / principal character (AE) / principal character
=
hoofdpersoon
effort
=
inspanning
curious
=
nieuwsgierig
subject
=
onderwerp
to notice
=
opmerken
view of
=
opvatting over / opvatting van
on purpose / deliberate
=
opzettelijk
flexible
=
soepel
to battle
=
vechten tegen
tolerant
=
verdraagzaam
shy
=
verlegen
to trust
=
vertrouwen / rekenen op
boredom
=
verveling
to spoil
=
verwennen
reference
=
verwijzing
confident
=
vol vertrouwen
progress
=
vorderingen
at a profit
=
met winst
throughout his life
=
zijn hele leven lang
oxygen
=
zuurstof
initially
=
aanvankelijk
tight
=
beperkt / krap
to contribute to
=
bijdragen aan
flour
=
bloem / meel
decline
=
daling / achteruitgang
worthwhile
=
de moeite waard
precious
=
dierbaar
to be honest
=
eerlijk gezegd
it was claimed
=
er werd beweerd dat
proper
=
goed (van goede kwaliteit) / goed
largely
=
grotendeels
tasty
=
lekker / smakelijk
lifespan
=
levensduur
brand
=
merk
fizzy
=
met prik
barely
=
nauwelijks
environment
=
omgeving / milieu
staff
=
personeel
mash
=
puree
tray
=
rek
creamy
=
romig / zacht
fairly
=
tamelijk
to owe
=
te danken hebben aan
overweight
=
te zwaar
to add
=
toevoegen
to invent
=
uitvinden
disguise
=
verbergen (gevoel) / verbergen
waste
=
verspilling
preventable
=
voorkoombaar
to preheat
=
voorverwarmen
demand for
=
vraag naar
global
=
wereldwijd
disease
=
ziekte
obese
=
zwaarlijvig
occasionally
=
af en toe
to be dependent on
=
afhankelijk zijn van
insult
=
belediging
modest
=
bescheiden
reliable
=
betrouwbaar
conscious
=
bewust
therefore
=
daarom
You can say that again.
=
Dat kun je wel zeggen.
pressure
=
druk
finally
=
eindelijk
injured
=
gekwetst
fortunately
=
gelukkig
greedy
=
hebzuchtig / inhalig
after all
=
immers
stubborn
=
koppig
accurate
=
nauwkeurig
impatient
=
ongeduldig
to rip off
=
oplichten
rapidly
=
snel
coincidence
=
toeval
so far
=
tot nu toe
as a matter of fact
=
trouwens
all sorts of things
=
van alles
to detest
=
verafschuwen
cautious
=
voorzichtig
generous
=
vrijgevig
to value
=
waarderen / erg op prijs stellen
to resist
=
weerstaan / bestand zijn tegen
uncommon
=
weinig voorkomend
rarely
=
zelden
so-called
=
zogenaamde
to calculate
=
berekenen
available
=
beschikbaar
to admire
=
bewonderen
to remind of
=
doen denken aan
to giggle
=
giechelen
eager
=
gretig
large-scale
=
grootschalig
instead of
=
in plaats van
to raise
=
inzamelen
You've hit the nail on the head.
=
Je slaat de spijker op zijn kop.
basement
=
kelder / souterrain
bargain
=
koopje
to take classes
=
lessen volgen
rude
=
lomp / onbeleefd
to copy
=
nadoen
to ignore
=
negeren
extent
=
omvang
education
=
onderwijs
countless
=
ontelbaar
cause and effect
=
oorzaak en gevolg
to stand out
=
opvallen
break
=
pauze
crew
=
team / bemanning
upset
=
van streek
storey
=
verdieping
confusing
=
verwarrend
utterly
=
volslagen / volkomen
alien
=
vreemdeling / buitenstaander
to drop out of school
=
vroegtijdig de school verlaten
to withdraw from
=
zich terugtrekken uit
to fancy
=
aantrekkelijk / leuk vinden
funeral
=
begrafenis
to blackmail
=
chanteren
colleague
=
collega
troubling
=
dwarszitten
divorced
=
gescheiden
flattered
=
gevleid
member of the family
=
gezinslid
to turn out fine
=
goed komen
I attend a school of higher general education.
=
Ik zit op de havo.
acquaintance
=
kennis / bekende
childhood
=
kinderjaren
to deal with
=
omgaan met
naughty
=
ondeugend / stout
adolescent
=
puber
debt
=
schuld
smoothly
=
soepel / zonder problemen
to give in to
=
toegeven aan
to change one's mind
=
van gedachten veranderen
to date
=
verkering hebben met
conditions
=
voorwaarde
terms
=
voorwaarden
to apologise
=
zich verontschuldigen
to snog
=
zoenen
primary school
=
basisschool
except
=
behalve / uitgezonderd
apart from
=
behalve / naast
reward
=
beloning
to judge
=
beoordelen
to confirm
=
bevestigen
resource
=
bron
things that matter
=
dingen die ertoe doen
end in itself
=
doel op zich
by means of
=
door middel van
a 15-year-old boy
=
een 15-jarige jongen
helmet
=
helm
It’s part of the game.
=
Het hoort er nu eenmaal bij.
aged 10 to 25
=
in de leeftijd van 10-25
to line up
=
in de rij staan
annual
=
jaarlijks
to underestimate
=
onderschatten
rescue
=
reddings
lifeline
=
reddingslijn
variety of
=
verscheidenheid aan
prevention
=
het voorkómen / voorkómen
desperately
=
wanhopig
self-confidence
=
zelfvertrouwen