Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • adjustment / adaptation / adaptation / adjustment = aanpassing
  • to affect = aantasten
  • to be preoccupied by = in beslag genomen door
  • lasting = blijvend
  • to participate in = deelnemen aan
  • pressure = druk (geestelijk) / druk
  • solitude = eenzaamheid (in positieve zin) / eenzaamheid
  • to acknowledge = erkennen
  • to witness = getuige zijn van
  • fierce = heftig / fel
  • feature = hoofdkenmerk
  • to a certain extent = tot op zekere hoogte
  • after all = immers
  • at any rate = in elk geval
  • in short / in short, … = kortom, …
  • to be in decline = minder worden
  • implication = mogelijk gevolg
  • emphasis = nadruk
  • proportion = deel
  • authentic = onvervalst / echt
  • to be rooted in = zijn oorsprong hebben in
  • defiance = opstandigheid
  • obligation = plicht
  • ultimately = uiteindelijk
  • verbal = mondeling
  • significant = vooraanstaand / belangrijk
  • act = wet (die aangenomen is) / wet
  • to be exposed to = in aanraking komen met
  • impact = krachtige invloed
  • unmanageable = onhandelbaar
  • to nurture = tot ontwikkeling brengen
  • emergence = opkomst
  • disruptive = ordeverstorend
  • ill-equipped = slecht toegerust
  • stock = voorraad
  • to globalise = zich wereldwijd verspreiden
  • to insult = beledigen
  • notoriety = beruchtheid
  • expendable income = besteedbaar inkomen
  • to be involved in = betrokken zijn bij
  • to contest = betwisten
  • awareness / consciousness = bewustzijn
  • citizen = burger
  • to focus on = zich concentreren op
  • consumer = consument / gebruiker / consument
  • frankly = eerlijk gezegd
  • insane = gestoord / krankzinnig
  • vivid = helder / duidelijk (herinnering) / duidelijk
  • editorial = hoofdartikel
  • resources = hulpmiddelen
  • executive = leidinggevend persoon / directeur
  • integrity = onkreukbaarheid
  • conviction = overtuiging
  • savvy = snugger / praktische kennis hebbend
  • intermediary = tussenpersoon
  • to release = uitbrengen (cd) / uitbrengen
  • to fade away = langzaam verdwijnen
  • election = verkiezing
  • to market = verkopen / op de markt brengen / op de markt brengen
  • to intensify = versterken
  • weird = vreemd
  • arguably = aantoonbaar
  • to derive from = afleiden van
  • consequently = als gevolg daarvan / dus
  • acquaintance = bekende / kennis
  • approach = benadering
  • to confine to = beperken tot
  • freshman = eerstejaars student (AE) / eerstejaars student
  • to encounter = geconfronteerd worden met
  • similar = gelijk / soortgelijk
  • simultaneous = gelijktijdig
  • appropriate = geschikt
  • in a nutshell = in een notendop / kort samengevat
  • distinctive = kenmerkend / typisch
  • enterprise = onderneming
  • to differentiate = onderscheid maken
  • to convey = overbrengen / overdragen (informatie) / overdragen
  • overview = overzicht
  • to attempt = pogen
  • validity = rechtsgeldigheid
  • to found = stichten
  • reluctance = tegenzin / schroom
  • dedication = toewijding
  • to determine = vaststellen
  • to clarify = verduidelijken
  • fictitious = verzonnen
  • prediction = voorspelling
  • to back = ondersteunen / steunen
  • foundation = basis / begin / stichting
  • to launch = beginnen / starten
  • impressionable = beïnvloedbaar
  • to assess = bepalen / vaststellen
  • to portray = beschrijven / afbeelden
  • involvement = betrokkenheid
  • to dispute = betwisten / in twijfel trekken
  • contribution = bijdrage / inbreng
  • the extent to which = de mate waarin
  • to take credit = met de eer strijken
  • issue = kwestie
  • puppet = marionet / speelpop
  • subconscious = onderbewustzijn
  • evolution = ontwikkeling
  • to cease = ophouden / tot een eind komen
  • accomplishment = prestatie
  • harmful = schadelijk
  • tolerance = verdraagzaamheid
  • prior to = voorafgaand aan
  • to shape = vormen / richting geven aan
  • virtually = vrijwel / praktisch
  • senseless = zinloos / onzinnig
  • to urge = aansporen / dringend verzoeken
  • overall = algeheel
  • cover the subject matter = de stof behandelen
  • to boost = bevorderen
  • evident = duidelijk
  • self-esteem = eigenwaarde / zelfrespect
  • to ensure = garanderen / instaan voor
  • criticism of = kritiek op
  • that’s due to = dat ligt aan
  • namely = namelijk / nl.
  • to get along with = met iemand kunnen opschieten
  • PTA meeting / Parent-Teacher Association meeting = ouderavond
  • in tune with = in overeenstemming met
  • to suit = passen bij
  • atmosphere = sfeer
  • grant = studiebeurs
  • committed = toegewijd
  • to see to it that = erop toezien dat
  • dropout = uitvaller
  • to turn out wrong = verkeerd uitpakken
  • compulsory = verplicht
  • to exhibit = vertonen
  • to supply with = voorzien van
  • to state that = aangeven dat
  • to catch on = aanslaan / populair worden
  • topical = actueel
  • perception = beleving
  • participation = deelname
  • participant = deelnemer
  • host school = gastschool
  • to gain knowledge of = kennis opdoen van
  • age group = leeftijdsgroep
  • to put forward = naar voren brengen
  • to do sth. properly / to do something properly = iets netjes doen
  • level = niveau
  • indispensable = onmisbaar
  • striking = opvallend
  • governmental institution = overheidsinstantie
  • proposition = stelling
  • to discuss elaborately = uitvoerig bespreken
  • exchange = uitwisseling
  • surely = vast en zeker
  • diversity = verscheidenheid