Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • back up = ondersteunen
  • compulsory = verplicht
  • conceal = verstoppen
  • dignity = waardigheid
  • draw attention to = aandacht vestigen op
  • feature = een grote rol spelen in
  • freak accident = bizar ongeval
  • gutter = goot
  • passerby = voorbijganger
  • portrayal = portrettering
  • posh = chic
  • rig up = opzetten
  • school assembly = bijeenkomst van alle leerlingen op school
  • sequel = vervolg op
  • silver lining = meevaller
  • sleet = natte sneeuw
  • steep = steil
  • stiff competition = zware concurrentie
  • ups and downs = voor- en tegenspoed
  • wreckage = wrakstukken
  • appear in court = voor de rechter verschijnen
  • assess = inschatten
  • beheaded = onthoofd
  • burst its banks = overstromen
  • fatigued = heel vermoeid
  • fertiliser = kunstmest
  • frantic attempt = verwoede poging
  • fugitive = voortvluchtige
  • hesitation = aarzeling
  • in custody = in voorarrest
  • on suspicion of = op verdenking van
  • questioning = ondervraging
  • release from = ontslaan uit
  • smash a window = ruit inslaan
  • spokesman = woordvoerder
  • succumb = zich overgeven aan
  • swamp = doen overstromen
  • tip into = ergens in gooien
  • through = tot en met
  • year 7 = 1e klas middelbare school
  • bump = bult
  • get back at = terugpakken
  • pole = paal
  • show up = zichtbaar worden
  • smack = precies
  • charge with = aanklagen voor
  • conspiracy = samenzwering
  • curfew = avondklok
  • disengage from = zich losmaken van
  • distraction = afleiding
  • dormitory = slaapzaal
  • encourage = aanmoedigen
  • enforce = opleggen
  • engage in = meedoen aan
  • get around = omzeilen
  • hangover = kater
  • juvenile crime = jeugdcriminaliteit
  • keep up to date = bij de tijd blijven
  • make a statement = een verklaring afleggen
  • non-existent = niet-bestaand
  • not have a clue = geen idee hebben
  • nuts = knettergek
  • out of line = over de schreef
  • perspective on = kijk op
  • quarter = kwartaal
  • regarding = met betrekking tot
  • respondent = geënquêteerde
  • rural = plattelands
  • sample = voorbeeld
  • suburb = buitenwijk