Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • spill = morsen
  • bench = werkbank
  • minor burn = lichte brandwond
  • investigation = onderzoek
  • county = provincie
  • traffic = verkeer
  • tailback = file
  • due to = vanwege / door
  • direction = richting
  • fog = mist
  • care = voorzichtigheid
  • afford = zich veroorloven / veroorloven zich / kunnen betalen
  • spot = puistje
  • opportunity = mogelijkheid / kans
  • similar = vergelijkbaar
  • participate = deelnemen
  • survey = enquête
  • rate = percentage
  • although = hoewel
  • bike = fiets
  • path = pad
  • position = positie
  • rear = achterkant
  • gear = versnelling
  • brake = rem
  • smooth = glad / gladjes
  • reliable = betrouwbare
  • register = inschrijven
  • receive = ontvangen
  • cancel = annuleren / opzeggen
  • charge = in rekening brengen
  • autograph = handtekening
  • importance = belang
  • skills = vaardigheden
  • disappointment = teleurstelling
  • development = ontwikkeling
  • behave = zich gedragen / gedragen zich
  • support = steun
  • succeed = slagen / lukken
  • argue with = ruzie maken met / maken ruzie met
  • abuse somebody = iemand beledigen / beledigen iemand
  • increasingly = steeds meer
  • athlete = atleet
  • sportsmanship = sportiviteit
  • behaviour = gedrag
  • spectator = toeschouwer
  • disrespectful = respectloos
  • be concerned = bezorgd zijn / zijn bezorgd
  • proud = trots
  • unfortunately = jammer genoeg / helaas
  • manage to do something = iets voor elkaar krijgen / krijgen iets voor elkaar