Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • standard = standaard
  • connect = verbinden
  • bit = beetje
  • wish = wensen
  • bicycle / bike = fiets
  • receipt = bonnetje
  • wrap up = inpakken
  • brand = merk
  • since = sinds
  • calories = calorieën
  • pie = taart
  • shelf = plank
  • checkout = kassa
  • sale = uitverkoop
  • low = laag
  • toiletries = toiletartikelen
  • season = seizoen
  • shorts = korte broek
  • pocket = broekzak / zak
  • dream = droom
  • turn into = veranderen in
  • length = lengte
  • add = toevoegen
  • flyer = folder
  • pharmacy = apotheek
  • medicine = medicijn
  • flavour = smaak
  • fresh = vers
  • stylish = stijlvol
  • instructions = gebruiksaanwijzingen / aanwijzingen
  • manual = handleiding
  • wet = nat
  • touch = aanraken / raken
  • cable = snoer
  • repair = repareren
  • lid = deksel
  • plug = stekker
  • description = omschrijving
  • place = plaatsen
  • socket = stopcontact
  • soft = zacht
  • protect = beschermen
  • dirt = vuil / modder
  • both = beide
  • install = installeren
  • drop = laten vallen
  • hard = moeilijk
  • scratch = krasje
  • manager = chef
  • behaviour = gedrag
  • call = roepen