Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • pickpocket = zakkenroller
  • wallet = portefeuille
  • robbery = beroving
  • purse = portemonnee
  • brave = moedig / dapper
  • frightening = eng
  • grab = grijpen
  • realise = begrijpen
  • give in = opgeven
  • remarkable = opmerkelijk / opmerkelijke
  • average = gemiddeld / gemiddelde
  • beware of = oppassen voor
  • unusual = ongewoon / ongebruikelijk / apart
  • national = landelijk / landelijke / nationaal / nationale
  • deliver = bevallen van / bevallen
  • heels = hakken
  • suddenly = plotseling
  • shocked = geschokt
  • gun = geweer / pistool
  • handcuffs = handboeien
  • cause trouble = problemen veroorzaken
  • motorist = automobilist
  • report = melden
  • police constable = politieagent
  • kill = doden
  • damage = beschadigen
  • rescue workers = reddingswerkers
  • championship = kampioenschap
  • perform = optreden
  • destroy = vernietigen
  • firefighters = brandweerlieden /brandweermannen
  • university = universiteit
  • murder = moord
  • missing = vermist / vermiste
  • marriage = huwelijk
  • award = prijs
  • documentary = documentaire
  • calm down = kalmeren
  • trainers = sportschoenen
  • a pair of jeans = een spijkerbroek / spijkerbroek