FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
De Uitgeversgroep
Engels op B1-niveau voor Handel en Verkoop
B1 - 1e editie
Hoofdstuk 3.0 - (Groot)handel
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
To exchange
=
Uitwisselen
Within
=
Binnen
To constrain
=
Beperken
Borders
=
Grenzen
Domestic market
=
Binnenlandse markt
Opposite
=
Tegenovergesteld
Global
=
Mondiaal (werelds)
Throughout
=
Door
Limited
=
Beperkt
Lack of
=
Gebrek aan
Access
=
Toegang
To improve / To enhance
=
Verbeteren
Purely
=
Uitsluitend
Voyage
=
Zeereis
Likely / Probably
=
Waarschijnlijk
Underdeveloped
=
Onderontwikkeld
Nation
=
Land
To rely on
=
Vertrouwen op
Business
=
Bedrijf
Associated with
=
Geassocieerd met
Tend to be
=
Hebben de neiging om
Tariff
=
Tarief
Custom duty
=
Douanerecht
Distance
=
Afstand
To provide
=
Voorzien
Benefits
=
Voordelen
Growth
=
Groei
To encourage
=
Aanmoedigen
Investment
=
Investering
To eliminate
=
Uitschakelen
Dependence
=
Afhankelijkheid
Foreign
=
Buitenlands
Issue
=
Kwestie
Otherwise
=
Anders
Factory
=
Fabriek
Wartime
=
Oorlogstijd
To obtain / To gain
=
Verkrijgen
Equipment
=
Materiaal
Feuding with
=
Strijdend met
Drawback
=
Nadeel
Resource
=
Bron
Northern
=
Noordelijke
To be unable to
=
Niet in staat zijn
Presence
=
Aanwezigheid
Know-how
=
Kennis
Required
=
Nodig zijn
Once
=
Eenmaal
Saturated
=
Verzadigd
Prohibited
=
Verboden
Allowing
=
Toestaan
Globalization
=
Globalisering
Wholesaler
=
Groothandelaar
Backbone
=
Ruggengraat
Manufacturer
=
Producent
Generally
=
Over het algemeen
Machinery
=
Machinerie
To be involved in
=
Betrokken bij
To grade
=
Sorteren
Market research
=
Marktonderzoek
To refrain
=
Zich onthouden van
To require
=
Vereisen
Storage space
=
Opslagruimte
Plantation
=
Plantage
Spices
=
Specerijen
To ship
=
Verschepen
To put on the market
=
Op de markt brengen
To mean
=
Betekenen
Annually
=
Jaarlijks
Shipping container
=
Zeecontainer
Port
=
Haven
Quantity
=
Hoeveelheid
To pack
=
Verpakken
To load
=
Laden
Canister
=
Busje
To deliver
=
Afleveren
Necessary
=
Nodige
Detail
=
Gegeven
Active
=
Actief
Provision
=
Levensmiddel
Originating from
=
Afkomstig uit
Call
=
Telefoongesprek
Possible
=
Eventuele
Cooperation
=
Samenwerking
Number
=
Aantal
European
=
Europees
Cinnamon
=
Kaneel
Black pepper
=
Zwarte peper
Vanilla
=
Vanille
Nutmeg
=
Nootmuskaat
Curry
=
Kerrie
To divide
=
Verdelen
Shipment
=
Verzending
Regarding
=
Betreffend
On one end
=
Aan één kant
On the other end
=
Aan de andere kant
Box
=
Doos
To operate
=
Bedienen
Cardboard
=
Karton
Skid / pallet
=
Pallet
Commercial building
=
Bedrijfsgebouw
To expand
=
Vergroten
To welcome
=
Verwelkomen
Spread
=
Gespreid
Convenient
=
Prettig
To keep
=
Aanhouden
Lorry
=
Vrachtwagen
On arrival
=
Bij aankomst
To place
=
Plaatsen
Warehouse
=
Magazijn
Recent
=
Recente
Expansion
=
Uitbreiding
Reciprocally
=
Onderling
To determine
=
Bepalen
Packing material
=
Verpakkingsmateriaal
Pdf-file
=
Pdf-bestand
Attachment
=
Bijlage
To add
=
Toevoegen
To import
=
Importeren
Next few
=
Komende
To aim for
=
Richten op
Pile
=
Stapel
To fall over
=
Omvallen
At least
=
Tenminste
Acceptable
=
Acceptabel
Lorry driver
=
Vrachtwagenchauffeur
To store
=
Opslaan
Retention
=
Behoud
Optimization
=
Optimalisatie
Profitability
=
Winstgevendheid
Diverse
=
Verschillende
Need
=
Behoefte
To shrink
=
Krimpen
Availability
=
Beschikbaarheid
To propel
=
Voortstuwen
Configurable
=
Configureerbaar
Demand-driven
=
Vraag gestuurd
Execution / Implementation
=
Uitvoering
To aggregate
=
Samenvoegen
Plagued
=
Geplaagd
Unpredictable
=
Onvoorspelbaar
Behaviour
=
Gedrag
Transient
=
Kortstondig
Expectation
=
Verwachting
Predictive
=
Voorspellend
To route
=
Sturen naar
Sales rep
=
Vertegenwoordiger
Corporate
=
Zakelijk
Government
=
Regering
To incorporate
=
Inlijven
To reduce
=
Verminderen
Founded
=
Opgericht
Chef
=
Kok
Poor
=
Slecht
Mislabelled
=
Verkeerd geprijsd
Sausage
=
Worst
To ensure
=
Verzekeren
Confidence
=
Vertrouwen
To purchase
=
Aanschaffen
Prompt
=
Stipt
To chomp
=
Kauwen
Famous
=
Beroemd
Breakable
=
Breekbaar
Delicious
=
Smakelijk
Grade
=
Kwaliteit
Treat
=
Traktatie
Addition
=
Aanvulling
Veal
=
Kalfsvlees
To roast
=
Braden
Stomach
=
Maag
Steak
=
Biefstuk
Trimmings
=
Garnering
Beef
=
Rundvlees
Liver
=
Lever
Prime
=
Uitstekend
To introduce
=
Voorstellen
Independent
=
Zelfstandig
Retailer
=
Winkelier
To be used to
=
Gewend zijn
To distinguish
=
Onderscheiden
Similar
=
Vergelijkbaar
To appreciate
=
Waarderen
To try out
=
Uitproberen
Single
=
Eenmalig
Weight
=
Gewicht
Ferry
=
Veerboot
Collectively
=
Gezamenlijk
Match
=
Wedstrijd
Coffee
=
Koffie
Tea
=
Thee
Cream
=
Koffiemelk
Sugar
=
Suiker
Trip
=
Reis
Customs
=
Douane
Crossing
=
Overtocht
Invoice
=
Factuur
To check
=
Nakijken
Delay
=
Vertraging
In time
=
Op tijd
Accurate(ly)
=
Nauwkeurig
To inspect
=
Doorzoeken
To depart
=
Vertrekken
To take
=
Duren
Normally
=
Normaal gesproken
About
=
Ongeveer
Last night
=
Vannacht
However
=
Echter
Stormy
=
Stormachtig
North Sea
=
Noordzee
Fortunately
=
Gelukkig
On average
=
Gemiddeld genomen
Mainland
=
Vasteland
Link
=
Verbinding
To unload
=
Lossen
Goods
=
Goederen