Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • ambitious = ambitieus
  • summit = top
  • risky = riskant
  • glacier = gletsjer
  • to slip = uitglijden
  • awkwardly = onhandig
  • knot = knoop
  • stuck = vastzitten / vastgelopen
  • crevasse = gletsjerspleet/rotsspleet
  • to assume = veronderstellen
  • assistance = hulp (van)
  • thrilled = verrukt
  • extremely = uiterst
  • to climb = klimmen
  • to crawl = kruipen
  • to hop = hinkelen
  • to wander = ronddwalen
  • to stagger = wankelen
  • to tiptoe = op je tenen lopen
  • to leap = springen
  • to swing = slingeren
  • to rush = zich haasten
  • to descend = afdalen/naar beneden gaan
  • awkward = ongemakkelijk
  • guilty = schuldig
  • desperate = radeloos/wanhopig
  • ashamed = beschaamd
  • puzzled = verbijsterd/van slag
  • ultimate = laatste
  • parachuting = parachutespringen
  • trek = lange afstand wandeling
  • paraglider = schermvlieger/paraglider
  • stranded = gestrand
  • remote = afgelegen
  • stunt = stunt
  • to found = stichten
  • to comprise = bestaan uit
  • combination = combinatie
  • fundamentals = fundamenten/beginselen
  • to navigate = navigeren
  • tracking = sporen volgen
  • shelter = schuilplaats
  • practical = praktisch
  • to distinguish = onderscheiden
  • Same here. = Hetzelfde.
  • something or other = of zoiets
  • give me a shout = Bel me
  • You know what? = Weet je wat?
  • Where were we? = Waar waren we?/Wat waren we aan het doen?
  • It's a deal. = Akkoord.
  • right? = toch?
  • right away = meteen
  • too right = Zo is dat
  • right up to = tot (aan)
  • all right / right = Oké/OK