FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A1 - Deel Starter - 2e editie
Hoofdstuk 14 - Things change
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
advertisement
=
reclame
ago
=
geleden
alright
=
goed / in orde
better
=
beter
bigger
=
groter
busier
=
drukker
car
=
auto
chance
=
risico
cheap
=
goedkoop
classroom
=
klaslokaal
closer / nearer
=
dichterbij
club
=
club
comparative
=
vergelijkende trap
to compare
=
vergelijken
comparison
=
vergelijking
consonant
=
medeklinker
cup
=
kopje
dangerous
=
gevaarlijk
to decide
=
beslissen
diving
=
duiken
to double
=
verdubbelen
easy
=
gemakkelijk
either
=
één van beide
to enter
=
meedoen
entry
=
inzending
Euro
=
Euro
exam
=
examen
faster
=
sneller
to forget
=
vergeten
freer
=
vrijer
friendlier
=
vriendelijker
hot
=
heet
hotter
=
heter
India
=
India
longer / taller
=
langer
tp miss
=
missen
newspaper
=
krant
older
=
ouder
old-fashioned
=
ouderwets
option
=
keuze
owner
=
eigenaar
presentation
=
presentatie
quiet
=
stil
quieter
=
stiller
to raise
=
inzamelen
relaxing
=
ontspannen
result
=
resultaat
rewrite
=
herschrijven
safe
=
veilig
safer
=
veiliger
sea
=
zee
to see / to watch
=
kijken
sick
=
ziek
snowboarding
=
snowboarden
sort of
=
zo ongeveer
tall
=
lang
test
=
toets
Thailand
=
Thailand
transport
=
vervoer
unfortunately
=
jammergenoeg
vowel
=
klinker
worse
=
erger
young
=
jong
piece
=
stuk
to plan
=
plannen
poem
=
gedicht
poet
=
dichter (es)
pumpkin
=
pompoen
to replace
=
vervangen
scarf
=
sjaal
Scottish
=
Schots
season
=
seizoen
September
=
september
several
=
enkele
sheep
=
schaap
shirt
=
overhemd
shoe
=
schoen
size
=
maat
skirt
=
rok
socks
=
sokken
spring
=
lente
to start
=
beginnen
stone
=
steen
summer
=
zomer
syllable
=
lettergreep
tartan
=
Schotse ruit
Tattoo
=
tatoeëring
through
=
door
to throw
=
gooien
tradition
=
traditie
trainers
=
sportschoenen
treat
=
traktatie
trick
=
streek / bedrog
trip
=
uitstapje
trousers
=
broek
trunk
=
boomstam
type
=
soort
warm
=
warm
warmth
=
warmte
winter
=
winter
witch
=
heks
women
=
vrouwen
waiter
=
ober
which
=
welk
to worry
=
zorgen maken
would
=
zou
yuck
=
bah
tomorrow
=
morgen
topic
=
onderwerp
total
=
totaal
tour
=
rondreis
tourist
=
toerist
train
=
trein
to travel
=
reizen
travel card
=
voordeelkaart
twenty-one
=
eenentwintig
university
=
universiteit
to visit
=
bezoeken
visitor
=
bezoeker
wax
=
was
world
=
wereld
wrong
=
verkeerd
year
=
jaar
you're welcome
=
graag gedaan