FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A1 - Deel Starter - 2e editie
Hoofdstuk 13 - What happened?
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
aged
=
jaar oud / op ... jarige leeftijd
ambassador
=
ambassadeur
badly
=
ernstig
to become
=
worden
to break
=
breken
century
=
eeuw
clever
=
slim
to control
=
beheersen
decision
=
beslissing
detective
=
detective
to die
=
overlijden
disappearance
=
verdwijning
educated
=
ontwikkeld / beschaafd
education
=
opleiding
to end
=
eindigen
France
=
Frankrijk
to get married / to marry
=
trouwen
grammar
=
grammatica
heart
=
hart
ill
=
ziek
irregular
=
onregelmatig
King
=
koning
Korea
=
Korea
Korean
=
Koreaans
language
=
taal
Latin
=
Latijn
law
=
wet
lion
=
leeuw
literature
=
literatuur
moon
=
maan
mysterious
=
geheimzinnig
noun
=
zelfstandig naamwoord
novel
=
roman
nurse
=
verpleegster
Olympic Games
=
Olympische Spelen
period
=
tijd
police
=
politie
to practise
=
oefenen
prison
=
gevangenis
questionnaire
=
questionnaire
quietly
=
stil
quiz
=
quiz
radio
=
radio
regular
=
regelmatig
rest
=
rest
riding
=
paardrijden
slow
=
traag
slowly
=
langzaam
soldier
=
soldaat
state
=
toestand
thank-you
=
bedankje
to understand
=
begrijpen
USA
=
VS (Verenigde Staten)
war
=
oorlog
thirtieth
=
dertigste
toy
=
speelgoed
tray
=
dienblad
tube
=
tube
twelfth
=
twaalfde
twentieth
=
twintigste
twenty-seventh
=
zevenentwintigste
wind
=
wind
wonderful
=
geweldig
young
=
jong
piece
=
stuk
to plan
=
plannen
poem
=
gedicht
poet
=
dichter (es)
pumpkin
=
pompoen
to replace
=
vervangen
scarf
=
sjaal
Scottish
=
Schots
season
=
seizoen
September
=
september
several
=
enkele
sheep
=
schaap
shirt
=
overhemd
shoe
=
schoen
size
=
maat
skirt
=
rok
socks
=
sokken
spring
=
lente
to start
=
beginnen
stone
=
steen
summer
=
zomer
syllable
=
lettergreep
tartan
=
Schotse ruit
Tattoo
=
tatoeëring
through
=
door
to throw
=
gooien
tradition
=
traditie
trainers
=
sportschoenen
treat
=
traktatie
trick
=
streek / bedrog
trip
=
uitstapje
trousers
=
broek
trunk
=
boomstam
type
=
soort
warm
=
warm
warmth
=
warmte
winter
=
winter
witch
=
heks
women
=
vrouwen
waiter
=
ober
which
=
welk
to worry
=
zorgen maken
would
=
zou
yuck
=
bah
tomorrow
=
morgen
topic
=
onderwerp
total
=
totaal
tour
=
rondreis
tourist
=
toerist
train
=
trein
to travel
=
reizen
travel card
=
voordeelkaart
twenty-one
=
eenentwintig
university
=
universiteit
to visit
=
bezoeken
visitor
=
bezoeker
to watch
=
kijken
wax
=
was
world
=
wereld
wrong
=
verkeerd
year
=
jaar
you're welcome
=
graag gedaan