FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A1 - Deel Starter - 2e editie
Hoofdstuk 7 - I sometimes watch TV
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
adverb
=
bijwoord
always
=
altijd
away
=
afstand
boring
=
saai
breakfast
=
ontbijt
building
=
gebouw
channel
=
kanaal
chat show
=
praatprogramma
to check
=
controleren
to choose
=
kiezen
column
=
kolom
comedy
=
komedie
competition
=
wedstrijd
compound noun
=
samengesteld zelfstandig naamwoord
dinner
=
avondeten
documentary
=
documentaire
drama
=
toneelstuk
especially / special
=
speciaal
film
=
film
five
=
vijf
frequency
=
frequentie
Friday
=
vrijdag
funny
=
grappig
game show
=
spelprogramma
geography
=
aardrijkskunde
to go swimming
=
gaan zwemmen
to guess
=
raden
hardly ever
=
vrijwel nooit
heavy
=
zwaar
home
=
huis
homework
=
huiswerk
housework
=
huishoudelijk werk
information
=
informatie
island
=
eiland
kilometre
=
kilometer
kind
=
soort
learn / to teach
=
leren
to leave
=
weggaan
lesson
=
les
life
=
leven
Monday
=
maandag
month
=
maand
mum
=
mama
never
=
nooit
news
=
nieuws
often
=
vaak
once
=
een keer
programme
=
programma
pupil
=
leerling
rain
=
regen
to rain
=
regenen
real
=
echt
Saturday
=
zaterdag
Scotland
=
Schotland
selective
=
selectief
series
=
serie
soap opera
=
soap
sometimes
=
soms
to spend
=
doorbrengen
storm
=
storm
Sunday
=
zondag
survey
=
enquête
swimming
=
zwemmen
teenager
=
tiener
television
=
televisie
temporary
=
tijdelijk
than
=
dan
Thursday
=
donderdag
Tuesday
=
dinsdag
TV
=
TV
twice
=
twee keer
usually
=
meestal
village
=
dorp
walk
=
lopen / wandeling
to waste
=
verspillen
Wednesday
=
woensdag
week
=
week
weekday
=
weekdag
weekend
=
weekend
wide
=
breed
sandwich
=
broodje
sauce
=
saus
to say
=
zeggen
selection
=
keuze
to send
=
versturen
silly
=
dom
Slovenia
=
Slovenië
soon
=
gauw
to sound
=
klinken
soup
=
soep
to stay
=
blijven
stew
=
stoofpot
strawberry
=
aardbei
surprising
=
verrassend
sushi
=
sushi
those
=
die
tomato
=
tomaat
top
=
top
uncountable (noun)
=
ontelbaar
to unfold
=
openvouwen
vegetable
=
groente
waiter
=
ober
which
=
welk
to worry
=
zorgen maken
would
=
zou
yuck
=
bah
tomorrow
=
morgen
topic
=
onderwerp
total
=
totaal
tour
=
rondreis
tourist
=
toerist
train
=
trein
to travel
=
reizen
travel card
=
voordeelkaart
twenty-one
=
eenentwintig
university
=
universiteit
to visit
=
bezoeken
visitor
=
bezoeker
to watch
=
kijken
wax
=
was
world
=
wereld
wrong
=
verkeerd
year
=
jaar
you're welcome
=
graag gedaan