Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Duits Nederlands
  • sich beeilen = zich haasten
  • um Mitternacht = om 12 uur 's nachts / om middernacht
  • aufregend = opwindend / spannend / opwindend, spannend
  • ins Kino gehen = naar de bioscoop gaan
  • frühstücken = ontbijten
  • das Frühstück = het ontbijt
  • die Stunde = het uur
  • heute Abend = vanavond
  • in die Disko gehen = naar de discotheek gaan
  • Kaffee und Kuchen = koffie met taart
  • das Mittagsessen = het warme eten tussen de middag / het eten tussen de middag
  • das Abendbrot = de broodmaaltijd 's avonds
  • der Kartoffelsalat = de aardappelsalade
  • de Schulbus = de schoolbus
  • ins Bett gehen = naar bed gaan
  • duschen = douchen
  • der Januar = januari
  • der Februar = februari
  • der März = maart
  • der April = april
  • der Mai = mei
  • der Juni = juni
  • der Juli = juli
  • der August = augustus
  • der September = september
  • der Oktober = oktober
  • der November = november
  • der Dezember = december
  • der Samstag = zaterdag
  • der Sonntag = zondag
  • der Montag = maandag
  • der Dienstag = dinsdag
  • der Mittwoch = woensdag
  • der Donnerstag = donderdag
  • der Freitag = vrijdag
  • fernsehen = tv-kijken
  • einkaufen = winkelen
  • Musik hören = naar muziek luisteren
  • Hausaufgaben machen = huiswerk maken
  • am Computer spielen = op de computer spelletjes spelen
  • Es ist eins. = Het is één uur.
  • Was machst du nächste Woche? = Wat doe je volgende week?