Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Duits Nederlands
  • vor fünf Minuten = vijf minuten geleden
  • quatschen = kletsen
  • das Outfit = de outfit
  • angesagt = in de mode
  • sich leisten = zich veroorloven / kopen / zich veroorloven; kopen
  • die Bude = de kamer
  • die Nachbarin = de buurvrouw
  • mies gelaunt = slecht gehumeurd
  • labern = zwammen
  • bescheuert = belachelijk
  • verreisen = op reis gaan
  • etwa = misschien / soms / misschien, soms
  • verkleiden = verkleden
  • der Drehtisch = de draaitafel voor dj's
  • irre = te gek
  • begeistert = verrukt / enthousiast / verrukt, enthousiast
  • erleichtert = opgelucht
  • die Sitte = de gewoonte / de gewoonten
  • der Gebrauch = het gebruik
  • die Gebräuche = de gebruiken
  • mit der Zeit = onderhand
  • einbürgern = inburgeren
  • effizient = efficiënt
  • höflich = beleefd
  • der Augenblick = het ogenblik
  • verfassen = schrijven
  • die Nachricht = het bericht
  • die Nachrichten = de berichten
  • stets = steeds / altijd / steeds, altijd
  • der Adressat = de geadresseerde
  • ausreichen = voldoende zijn
  • der Rechner = de computer
  • verständlich = begrijpelijk
  • der Absatz = de alinea
  • die Absätze = de alinea's
  • leserlich = leesbaar
  • die Zeile = de regel
  • die Zeilen = de regels
  • die Länge = de lengte
  • das Zeichen = het teken
  • die Zeichen = de tekens
  • das Pseudonym = het pseudoniem
  • die Identität = de identiteit
  • ermöglichen = mogelijk maken
  • versehen mit = voorzien van
  • preisgeben = prijsgeven
  • kennzeichnen = kenmerken / aanduiden / kenmerken, aanduiden
  • das Missverständnis = het misverstand
  • das Missverständnisse = de misverstanden
  • der Zweck = het doel
  • der Beitrag = de bijdrage
  • das Medium = het medium
  • sich vergewissern = zich zekerheid verschaffen
  • der Muskelkater = de spierpijn
  • die Überanstrengung = de te zware inspanning
  • die Dehnungsübung = de rekoefening
  • die Dehnungsübungen = de rekoefeningen
  • sich beschäftigen = zich bezighouden
  • die Freizeit = de vrije tijd
  • verbringen = doorbrengen
  • die Sängerin = de zangeres
  • alle = op
  • das Angeln = het vissen
  • umschalten = wegzappen
  • die Tagesschau = het journaal
  • der Krimi = de misdaadfilm
  • die Krimis = de misdaadfilms
  • klettern = klimmen
  • der Kurs = de cursus
  • die Kurse = de cursussen
  • der Freizeitpark = het recreatiepark
  • kostenlos = gratis
  • der Prospekt = de folder
  • die Prospekte = de folders
  • tote Hose = een saaie boel
  • weitergehen = verdergaan
  • pubertieren = in de puberteit zijn
  • Spinnst du? = Ben je niet goed wijs?
  • Es geht los. = Het begint.
  • drehen = draaien
  • quengelig = jengelend / zeurend / jengelend, zeurend
  • entsprechen = beantwoorden aan
  • der Spinner = de gek
  • leidenschaftlich gerne = dolgraag
  • kess = vlot
  • die Aula = de aula
  • Los, beeil dich! = Vooruit, schiet op!
  • das Eislaufen = het kunstschaatsen / het schaatsen
  • im Moment = op het ogenblik
  • abhängen = niets doen
  • sich anstrengen = zich inspannen
  • behaglich = behagelijk
  • die Eishalle = het ijsstadion
  • die Eislaufshow = de schaatsshow
  • die Eislaufshows = de schaatsshows
  • die Glotze = de buis / de televisie / de buis, de televisie
  • je nachdem = dat hangt ervan af
  • lehren = leren / onderwijzen / leren, onderwijzen
  • einzigartig = geweldig
  • lösen = oplossen
  • das Suchwort = het zoekwoord
  • einfallen = te binnen schieten
  • das Festival = het festival
  • die Festivals = de festivals
  • der Gruppenrabatt = de groepskorting
  • die Mystery-Show = de goochelshow
  • zusätzlich = extra
  • der Eintritt = de entree
  • ohnegleichen = uniek
  • der Freundeskreis = de vriendenkring
  • nachahmen = nadoen / imiteren / nadoen, imiteren
  • der Takt = de maat
  • die Meisterin = de vrouwelijke kampioen / de kampioen
  • vertreten = vertegenwoordigen
  • die Ankündigung = de aankondiging
  • somit = dus / zodoende / dus, zodoende
  • der Sieg = de overwinning
  • von Herzen = van harte
  • der Weltfriede = de wereldvrede
  • einen Beitrag leisten = een bijdrage leveren
  • das Plektrum = het plectrum
  • Teilnahme = de deelname
  • anschließend = in aansluiting daaraan / vervolgens / in aansluiting daaraan, vervolgens
  • die Werbezwecke = de reclamedoeleinden
  • die Saite = de snaar
  • die Saiten = de snaren
  • die tieferen Töne = de lagere tonen