- Duits Nederlands
- der Ober = de ober
- Herr Ober! = Ober!
- Guten Tag = Goedemiddag
- bestellen = bestellen
- bitte / bitte schön = alstublieft
- die Speisekarte = de menukaart
- die Apfelschorle = het appelsap met mineraalwater
- die Vorspeise = het voorgerecht
- die Hauptspeise = het hoofdgerecht
- die Nachspeise = het nagerecht
- die Nudelsuppe = de vermicellisoep
- die Pommes Frites = de patat / de friet
- empfehlen = aanbevelen
- der Obstsalat = de fruitsalade
- das Tagesmenü = het dagmenu
- zahlen = afrekenen
- die Rechnung = de rekening
- die Cola = de cola
- das Hotdog = de hotdog
- das Besteck = het bestek
- der Löffel = de lepel
- die Gabel = de vork
- das Messer = het mes
- die Currywurst = de curryworst
- die Bratwurst = de braadworst
- das Huhn = de kip
- der Senf = de mosterd
- mit oder ohne = met of zonder
- der Sprudel = bubbels
- geschmeckt = gesmaakt
- smecken = smaken
- wie viel = hoeveel
- schuldig sein = moeten betalen
- verrückt nach = gek op
- mögen = lekker vinden
- der Rosenkohl = de spruitjes / de spruitkool
- die Bratkartoffeln = de gebakken aardappelen
- die Spaghetti = de spaghetti
- der Tisch = de tafel
- frei = vrij
- satt sein = genoeg gegeten hebben / genoeg hebben