Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Duits Nederlands
  • die Holzbearbeitungstechnik = de houtbewerkingstechniek
  • zusätzlich = extra
  • vor ein paar Jahren = een paar jaar geleden
  • bestimmt = beslist
  • zur Sache kommen = ter zake komen
  • sich kümmern um = zich bekommeren om
  • die Aufgaben = de taken
  • zur Seite stehen = helpen, ondersteunen
  • im Wege stehen = in de weg staan
  • seit 7 Jahren = sinds zeven jaar
  • hobeln = schaven
  • sägen = zagen
  • fast fertig = bijna klaar
  • eine Stelle = een baan
  • erwarten = verwachten
  • etwas Schlimmes passieren = iets ergs gebeuren
  • komisch = merkwaardig
  • gebührend = naar behoren
  • leisten = presteren
  • ablehnen = afwijzen
  • die Rückseite = de achterkant
  • während = tijdens
  • die Holzverbindung = de houtverbinding
  • Das wird schon klappen. = Dat zal wel lukken.
  • die Landsmännin = de landgenote
  • umdrehen = omdraaien
  • die Überraschung = de verrassing
  • das Tuch = de doek
  • die Klamotten = de kleren
  • die Erneuerung = de vernieuwing
  • rechtzeitig = bijtijds
  • etwas nicht fassen können = iets niet kunnen begrijpen
  • auf Sie warten = op u wachten
  • faul = lui
  • viel auf dem Kasten haben = veel in zijn mars hebben
  • zufrieden = tevreden
  • mit Hilfe von = met behulp van
  • überrumpeln = overrompelen
  • das Abschiedsgeschenk = het afscheidscadeau
  • überreichen = overhandigen
  • Das wäre aber nicht nötig gewesen! = Maar dat zou niet nodig geweest zijn.
  • Ich kann es gar nicht fassen. = Ik kan het niet geloven.
  • das Andenken = het souvenier
  • der Briefumschlag = de envelop
  • der Einsatz = de inzet
  • Wahnsinn = hier: te gek
  • die Beendigung = de beëindiging
  • Er hat nicht alle Tassen im Schrank. = Hij lijkt wel halfsnik.
  • hinweisen = erop wijzen
  • als bekannt voraussetzen = als bekend veronderstellen
  • sich in eine Situation hineinversetzen = zich in een situatie verplaatsen
  • ein Problem herunterspielen = een probleem afraffelen
  • eine Erklärung abgeben = een verklaring afleggen
  • eine Zusage machen = een toezegging doen
  • jemanden einer Sache versichern = iemand van iets vergewissen
  • der Rohstoff = de grondstof
  • ausführlich = uitgebreid
  • inzwischen = inmiddels
  • die Zertifizierung = de certificering
  • womöglich = wellicht
  • ziemlich = nogal
  • der Betriebsunfall = het bedrijfsongeval
  • die zusätzliche Belastung = de lastenverzwaring
  • das Verständnis = het begrip
  • verlangen = vorderen
  • vereinbaren = overeenkomen
  • fristgemäße Lieferung = tijdige levering