Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Duits Nederlands
  • aussetzen an = aanmerkingen hebben op / commentaar hebben op
  • ausstrahlen = uitzenden
  • die Einschaltquote = het kijkcijfer
  • das Ereignis = de gebeurtenis
  • erwähnen = vermelden / noemen
  • fähig = in staat tot
  • der Fortschritt = de vooruitgang
  • geschickt = handig
  • gesellschaftlich = maatschappelijk
  • grundlos = zonder reden
  • hervorrufen = oproepen
  • in Bezug auf = met betrekking tot
  • offensichtlich = blijkbaar / klaarblijkelijk
  • die Schlagzeile = de grote kop / de vette kop / de kop
  • schüren = aanwakkeren / doen toenemen
  • der Verbrecher = de misdadiger
  • die Wirtschaft = de economie
  • angestammt = traditioneel / oorspronkelijk
  • der Ansatz = het begin
  • auflisten = opsommen
  • augenfällig = in het oog springend / opvallend
  • einfallsreich = inventief / creatief / fantasierijk
  • die Einigkeit = de overeenstemming / de eensgezindheid
  • empfindsam = overgevoelig
  • gestatten = toestaan
  • die Häufigkeit = het veelvuldig voorkomen / de frequentie
  • karg = schraal / karig
  • verhelfen zu = aan iets helpen
  • das Antlitz = het gezicht / het gelaat
  • beherzt = dapper / moedig
  • böse = stout / boos / kwaad
  • daraufhin = daarop
  • einzigartig = uniek / enig in zijn soort
  • sich empören = zich verzetten
  • das Pflegekind = het pleegkind
  • schlicht = eenvoudig / simpel
  • ungewiss = onzeker
  • zündend = succesvol
  • avancieren = opklimmen / bevorderd worden
  • buchstäblich = letterlijk
  • dreckig = vuil / vies / smerig
  • das Dutzend = het dozijn / twaalf stuks
  • das Entgelt = de vergoeding
  • der Flugplatz = het vliegveld
  • die Höhle = het hol
  • klettern = klimmen
  • niedrig = laag
  • der Ordnungshüter = het lid van bewakingsdienst
  • das Pfadilager = het padvinderskamp
  • plaudern = kletsen / babbelen / praten
  • das Seil = het touw
  • der Spinner = iemand die uit z’n nek kletst / de fantast / de gek
  • der Tierversuch = de dierproef
  • umwandeln / wandeln = veranderen
  • wettmachen = compenseren / goedmaken
  • der Wipfel = de top van een boom / de top / de kruin van een boom / de kruin
  • der Anstoß = de impuls
  • der Dünger = de mest
  • immerhin = in ieder geval
  • der Kot = de stront / de poep
  • das Obst = het fruit
  • die Sackgasse = de doodlopende weg
  • der Schmutz = het vuil
  • zügig = vlot
  • das Bestehen = het slagen
  • lenken = sturen / leiden
  • die Pünktlichkeit = de nauwgezetheid / de stiptheid
  • umstritten = omstreden / betwist
  • unentschuldigt = ongeoorloofd
  • verbauen = onmogelijk maken
  • vermeintlich = vermeend / verondersteld
  • vermerken = aantekenen / noteren
  • die Vermittlung = het helpen aan / de bemiddeling
  • vorgaukeln = voorspiegelen
  • das Zeugnis = het rapport
  • die Arznei = het geneesmiddel / het medikament
  • die Aufputschmittel = de stimulerende middelen
  • bescheren = ten deel laten vallen / schenken
  • die Brieftasche = de portemonnee / de portemonnaie
  • die Lücke = het gat
  • mithin = dus
  • die Peitsche = de zweep
  • die Praxis = de praktijk
  • überdies = bovendien / daarenboven
  • auf Streife gehen = op patrouille gaan
  • fortschrittlich = vooruitstrevend / progressief
  • die Intensivstation = de intensivecareafdeling
  • das Mahnmal = het gedenkteken
  • der Müll = het afval / het vuilnis
  • der Pilz = de paddestoel / de schimmel
  • sperren = afsluiten / versperren
  • die Vernunft = het verstand
  • verzeichnen = registreren / noteren
  • vorhersehbar = voorspelbaar
  • der Wanderstiefel = de wandelschoen
  • der Zuwachs = de groei / de toename