Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Duits Nederlands
  • außer = behalve
  • außer mir = behalve mij
  • dass = dat (voegwoord)
  • wie lange? = hoelang?
  • jedenfalls = in elk geval
  • wenn = indien / als / wanneer (voorwaarde)
  • kaputt = kapot
  • müde = moe
  • in = over (tijd) / binnen (tijd)
  • super = super
  • klasse! = top! Uitstekend!
  • langweilig = saai / vervelend
  • wann = wanneer (tijd)
  • welch = welk
  • wer = wie (Nominativ)
  • wen = wie (Akkusativ)
  • wer ist da? = wie is daar?
  • wen hast du gesehen? = wie heb je gezien?
  • wenn das stimmt, … = indien dat klopt, …
  • in zwei Tagen = over twee dagen
  • wann kommt er? = wanner komt hij?
  • wem = wie (Dativ)
  • mit wem sprichst du? = met wie spreek jij?
  • weiterhin = zoals vroeger / zoals voorheen
  • woher = waar…vandaan?
  • wohin = waarheen?/ waar naartoe?