Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Vraag Antwoord
  • akkerbouw = Het telen van gewassen op grote akkers.
  • arbeidsmarkt = De vraag naar en het aanbod van werk.
  • arbeidsproductiviteit = De gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid.
  • automatisering = Het vervangen van een deel van het mensenwerk door computers.
  • bosbouw = Het aanleggen en onderhouden van bos.
  • culturele dimensie = Het bestuderen van verschijnselen in relatie tot taal, religie en gebruiken.
  • economische dimensie = Het bestuderen van verschijnselen in relatie tot zaken als welvaart, werkgelegenheid, productie en handel.
  • export = Het verkopen van grondstoffen, producten en diensten aan het buitenland.
  • gemengde landbouw = Boeren combineren meerdere soorten landbouw in hun bedrijf.
  • genetische modificatie = Door het veranderen van de erfelijke eigenschappen van planten probeert men betere plantenrassen te krijgen.
  • groene revolutie = De enorme productieverhoging in de landbouw in ontwikkelingslanden door de invoering van kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen en verbeterde plantenrassen.
  • halffabricaat = Een tussenproduct van de industrie dat nog verder bewerkt moet worden tot een product.
  • import = Het invoeren van grondstoffen, producten en diensten uit het buitenland.
  • infrastructuur = Alle bovengrondse en ondergrondse verbindingen zoals wegen, havens, spoorlijnen, pijpleidingen en kabels.
  • innovatie = De ontwikkeling van nieuwe of verbeterde producten en diensten.
  • intensivering = De verhoging van de opbrengst per hectare of per dier.
  • irrigatie = Kunstmatige bevloeiing van landbouwgrond.
  • lichte industrie = Fabrieken die halffabricaten verwerken tot producten die aan consumenten verkocht kunnen worden.
  • mechanisatie = Het vervangen van mensenwerk door het gebruik van machines.
  • multinational = Onderneming die vestigingen in verschillende landen heeft.
  • natuurlijke dimensie = Het bestuderen van verschijnselen in relatie tot de natuurlijke omgeving.
  • natuurlijke hulpbronnen = Alle voor de mens bruikbare producten uit de natuur.
  • politieke dimensie = Het bestuderen van verschijnselen in relatie tot conflicten, de overheid of grenzen.
  • productiefactoren = De middelen die nodig zijn om goederen of diensten te produceren: natuur, arbeid en kapitaal.
  • re-shoring = Het terughalen van bedrijven naar het thuisland die oorspronkelijk juist naar het buitenland waren verplaatst.
  • robotisering = Het verschijnsel dat steeds meer werkzaamheden worden uitgevoerd door robots in plaats van door mensen.
  • ruilvoet = De verhouding tussen de prijs van de geëxporteerde goederen en de prijs van de geïmporteerde goederen van een land.
  • schaalvergroting = Uitbreiding van een bedrijf om efficiënter te kunnen werken en de kosten per kilo opbrengst of dier te verlagen.
  • Speciale Economische Zone (SEZ) = Gebied waar buitenlandse bedrijven zich tegen gunstige voorwaarden kunnen vestigen.
  • specialisatie = Boeren richten zich op één soort landbouw.
  • tuinbouw = Het telen van groenten, fruit en bloemen op akkers of in kassen.
  • veeteelt = Het houden en fokken van vee.
  • vestigingsfactoren = Redenen waarom een bedrijf voor een bepaalde plaats kiest.
  • zware industrie = Fabrieken waarin grote hoeveelheden (vaak zware) grondstoffen. Meestalmaken deze fabrieken halffabricaten: een soort worden verwerkt tussenproducten.