¿Tiene usted una cita?	¿Usted desea ver a la Sra. X?	Le voy a avisar.
¿Quiere sentarse?	La Sra. X vendrá ahora mismo.	La Sra. X todavía no ha llegado.
¿Quiere esperar un momento?	¿Quiere usted una taza de café?	¿Quiere usted que le llame un taxi?

Ik zal hem waarschuwen.	U komt voor mevrouw X?	Heeft u een afspraak?
Mevrouw X is nog niet binnen.	Mevrouw X komt zo bij u.	Wilt u even plaatsnemen?
Zal ik een taxi voor u bellen?	Wilt u een kopje koffie?	Wilt u even wachten?