vetus / veteris duo / duae / duo / duorum alter … alter
tres / tres / tria / trium caveo / cavi + acc. metuo (metuĕre) / metui
soleo / solitus sum vivo (vivĕre) / vixi / victum iste / ista / istud / istius
enim voco (vocare) plurimus
scio
de een … de ander twee oud
vrezen op zijn hoede zijn voor / oppassen voor drie
die / dat / hij / zij / het leven de gewoonte hebben / gewoonlijk doen
meest / zeer veel roepen / noemen want / immers
weten