Ich treffe mich oft mit meinen Freunden.	Donnerstags habe ich Geigenstunde.	Sie spielt Schlagzeug in einer Band.
Die Serie finde ich doof!	Dann mache ich Hausaufgaben.	Das ist total langweilig!
Gestern hatten wir ein Schulfest.	Ich höre gern Rap, und du?	Das Buch hat mir echt gefallen.
Ich habe keine Lust / keinen Bock.	Was machst du nächstes Wochenende?	Ich lade dich zu meinem Geburtstag ein.
Er macht Kraftsport.	Ich bin wirklich unsportlich.	Kommst du mit in die Stadt?
Ich arbeite bei Lidl.	In den Ferien fahren wir nach Italien.

Zij drumt in een bandje.	Op donderdag heb ik vioolles.	Ik kom vaak met mijn vrienden bij elkaar.
Dat is totaal saai!	Dan maak ik huiswerk.	Deze soap vind ik stom!
Het boek is me echt bevallen.	Ik luister graag naar rap, en jij?	Gisteren hadden we een schoolfeest.
Ik nodig je voor mijn verjaardag uit.	Wat ga je volgend weekend doen?	Ik heb geen zin.
Ga je mee naar de stad?	Ik ben echt niet sportief.	Hij doet aan krachtsport.
	In de vakantie gaan we naar Italië.	Ik werk bij de Lidl.