Duits : Nederlands abgefahren = indrukwekkend der Fahrstuhl = de lift die Sicht = het uitzicht endgültig = definitief bewachen + A = bewaakt Die Mauer wird streng bewacht. = De Muur wordt streng bewaakt. regeln + A = regelen Ein Polizist regelt den Verkehr. = Een politieagent regelt het verkeer. erkunden + A = verkennen die Stadt erkunden = de stad verkennen gestalten + A = vormgeven Der Platz wird neu gestaltet. = Het plein wordt opnieuw vormgegeven. riesig = zeer groot die Baustelle = de bouwput abtransportieren + A = afvoeren die Ampel = het verkeerslicht der Krieg = de oorlog zerstören + A = verwoesten übrig sein = over zijn Von den Häusern ist fast nichts mehr übrig. = Van de huizen is vrijwel niets meer over. tatsächlich = daadwerkelijk servieren + A = serveren Der Bauarbeiter = de bouwvakker sich verändern = veranderen eröffnen + A = openen