Duits : Nederlands die Uhrzeit = het tijdstip vor = voor fünf vor acht = vijf voor acht nach = na fünf nach acht = vijf over acht Viertel = kwart Viertel vor zehn = kwart voor tien Viertel nach zehn = kwart over tien halb = half halb zehn = half tien um acht Uhr = om acht uur um halb elf = om half elf zuhören = luisteren aufstehen = opstaan frühstücken = ontbijten anfangen = beginnen zu Mittag essen = lunchen zu Abend essen = het avondeten gebruiken nach Hause gehen = naar huis gaan fernsehen = tv-kijken anrufen = opbellen die Hausaufgabe = het huiswerk üben = oefenen Klavier üben = pianospelen schlafen gehen = gaan slapen das Frühstück = het ontbijt das Mittagessen = de lunch das Abendessen = het avondeten der Schulschluss = het einde van de lessen Freunde treffen = met vrienden afspreken im Internet surfen = op internet surfen das Essen = het eten warm = warm kalt = koud das Abendbrot = de broodmaaltijd der Unterricht = het onderwijs die Freizeit = de vrije tijd wenig = weinig viel = veel Ich stehe um sieben auf. = Ik sta om zeven uur op. aufschreiben = opschrijven ausprobieren = uitproberen mitkommen = meekomen