der Taxifahrer	endlich	das Gepäck
der Kofferraum	blöd	die Notbremse
ziehen	zog	anderthalb
schrecklich	der Meister	aufhören
bitte	müde	Geht schon.
Frau Schubert	Was hast du da?	Das darf ich
der Freund	die Freunde	bekommen
wissen	er hat	Na los!
Mach schon!	Wie lieb!	er wird

de bagage	eindelijk	de taxichauffeur
de noodrem	stom	de bagageruimte / kofferbak
anderhalf	trok	trekken
ophouden	de kampioen	verschrikkelijk
Gaat wel.	moe	alsjeblieft
Dat mag ik	Wat heb je daar?	mevrouw Schubert
krijgen	de vrienden	de vriend
Nou, vooruit!	hij heeft	weten
hij zal	Wat lief! / Wat schattig!	Doe maar!

sich freuen	wann	die Übung
der Kugelschreiber / der Kuli	das Buch	die Bücher
die Note	die Gitarre	das Klavier
Musik hören	der Computer	das Spiel
einkaufen	Tennis spielen	ins Kino gehen
schwimmen	tanzen

de oefening	wanneer	blij zijn
de boeken	het boek	de balpen
de piano	de gitaar	het cijfer
het spel	de computer	naar muziek luisteren
naar de film gaan	tennissen	boodschappen doen
	dansen	zwemmen