am Donnerstag und Freitag	Dann habe ich in der Woche einen freien Tag.	das Dach
das Gehalt	der Kollege, die Kollegin, die Kollegen	der Kunde, die Kundin, die Kunden
der Lohn	die Berufsschule	die Familienfeier
Die Kunden freuen sich.	Die praktische Arbeit gefällt mir gut.	etwas besser
fertig	Ich bin Leo.	Ich bin Leos Cousine.
Ich bin Maras Cousin.	Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker.	in der Woche
In Ordnung.	Manchmal muss ich auch samstags arbeiten.	Meine Arbeit beginnt sehr früh.
Meine Kollegen sind nett und hilfsbereit.	samstags	von Montag bis Mittwoch
Wir gehen manchmal aus.	Wir haben wieder mehr Kontakt.	Ich arbeite in einem Hostel an der Rezeption.

het dak	Dan heb ik door de week een vrije dag.	op donderdag en vrijdag
de klant, de vrouwelijke klant, de klanten	de collega, de vrouwelijke collega, de collega's	het salaris
het familiefeest	het mbo	het loon
iets beter	Het praktische werk bevalt me goed.	De klanten zijn blij.
Ik ben Leo's nicht.	Ik ben Leo.	klaar
door de week	Ik volg een opleiding tot dakdekker.	Ik ben Mara's neef.
Mijn werk begint heel vroeg.	Soms moet ik ook op zaterdag werken.	In orde.
van maandag tot woensdag	zaterdags	Mijn collega's zijn aardig en behulpzaam.
Ik werk in een hostel achter de receptie.	We hebben weer meer contact met elkaar.	We gaan soms uit.

Ich bin für die Gäste da.	Ich übergebe den Schlüssel und die Bettwäsche.	Ich nehme sie wieder an.
Ich versuche, Probleme zu lösen.	Ich versuche, Fragen zu beantworten.	Die Gäste können Informationen über die Umgebung bekommen.
Ich nehme Telefongespräche an.	Ich räume die Küche auf.	Die Arbeit macht mir Spaß.
der Dienstplan	Die unterschiedlichen Arbeitszeiten sind eigentlich praktisch.	Meist arbeite ich zwei oder drei Tage hintereinander.
Ich arbeite teilweise auch am Wochenende.	Danach habe ich einen Tag frei.	Ich habe abwechselnd Früh- und Spätschicht.
Die Frühschicht dauert von 6.00 bis 15.00 Uhr.	Die Spätschicht beginnt um 14.00 Uhr und endet um 23.00 Uhr.	Ich arbeite acht Stunden.
Ich habe insgesamt eine Stunde Pause.	die Zimmer saubermachen	das Frühstück machen
der Freund	Ich suche eine neue Ausbildung.	Ich weiß noch nicht genau, was ich will.
Die Ausbildung im Büro habe ich abgebrochen.	Ich möchte mich für ein Praktikum in einem Kindergarten bewerben.	Dann kann ich Berufserfahrung sammeln.

Ik neem ze weer in.	Ik overhandig de sleutel en het bedlinnen.	Ik ben er voor de gasten.
De gasten kunnen informatie over de omgeving krijgen.	Ik probeer vragen te beantwoorden.	Ik probeer problemen op te lossen.
Ik vind mijn werk leuk.	Ik ruim de keuken op.	Ik beantwoord telefoongesprekken.
Meestal werk ik twee of drie dagen achter elkaar.	De verschillende werktijden zijn eigenlijk handig.	het werkrooster
Ik draai afwisselend ochtend- en middagdiensten.	Daarna ben ik één dag vrij.	Ik werk deels ook in het weekend.
Ik werk acht uur.	De late dienst begint om 14.00 uur en is om 23.00 uur afgelopen.	De vroege dienst duurt van 6.00 tot 15.00 uur.
het ontbijt klaarmaken	de kamers schoonmaken	Ik heb in totaal een uur pauze.
Ik weet nog niet precies wat ik wil.	Ik ben op zoek naar een nieuwe opleiding.	de vriend
Dan kan ik werkervaring opdoen.	Ik wil graag solliciteren naar een stage bij een kinderdagverblijf.	De opleiding op kantoor heb ik afgebroken.

Ich fand die Arbeit am Schreibtisch einfach langweilig.	der Erzieher, die Erzieherin im Kindergarten	Ich möchte lieber mit Menschen arbeiten.
Ich werde mich um ein Praktikum bewerben.	Ich hoffe, dass es klappt.	Gleichzeitig kann ich Berufserfahrung sammeln.
außerdem	jedenfalls	übrigens
und so	und so weiter	unter anderem
weiter, weiterhin	zugleich, gleichzeitig	zum Beispiel

Ik wil liever met mensen werken.	de peuterleider, peuterleidster	Ik vond het werk achter het bureau gewoon saai.
Ik kan tegelijkertijd werkervaring opdoen.	Ik hoop dat het lukt.	Ik ga naar een stage solliciteren.
overigens, trouwens	in ieder geval	bovendien
onder andere	enzovoort	en zo
bijvoorbeeld	tevens, tegelijkertijd	verder