gefällt mir (nicht)	Die Bluse ist zu weit.	Die Hose ist zu eng.
Die Jacke ist zu lang.	Das Kleid ist zu groß.	Der Rock ist zu kurz.
Das T-Shirt ist zu klein.	ein Paar neue Schuhe	eine Kette aus Gold
im Angebot	20 Prozent Rabatt	bar bezahlen
mit der Karte bezahlen	anprobieren	passen
verhandeln	eine Nummer größer	vorige Woche
vorigen Monat	voriges Jahr	beige
blau	braun	gelb
grau	grün	orange
rosa	rot	schwarz
violett	weiß	die Größe

De broek is te strak.	De blouse is te wijd.	vind ik (niet) leuk
De rok is te kort.	De jurk is te groot.	De jas is te lang.
een ketting van goud	een paar nieuwe schoenen	Het T-shirt is te klein.
contant betalen	20 procent korting	in de aanbieding
passen (goed zitten)	passen (vóór aankoop)	pinnen
vorige week	een maatje groter	onderhandelen
beige	vorig jaar	vorige maand
geel	bruin	blauw
oranje	groen	grijs
zwart	rood	roze
de (kleding)maat	wit	Paars

der Handschuh	die Handschuhe	die Kasse
der Kassenzettel	der Kunde	die Kunden
die Kundin	die Kundinnen	das Loch
die Löcher	die Marke	die Marken
die Mehrwertsteuer (MwSt.)	das Portemonnaie	der Pulli
die Pullis	das Schaufenster	die Schaufenster
das Schnäppchen	die Socke	die Socken
die Tüte	die Tüten	die Umkleidekabine
die Umkleidekabinen	der Verkäufer	die Verkäufer
die Verkäuferin	die Verkäuferinnen

de kassa	de handschoenen	de handschoen
de klanten (mannen)	de klant (man)	de kassabon
het gat	de klanten (vrouwen)	de klant (vrouw)
de merken	het merk	de gaten
de trui	de portemonnee	de BTW
de etalages	de etalage	de truien
de sokken	de sok	het koopje
het pashokje	de plastic tassen	de plastic tas
de verkopers	de verkoper	de pashokjes
	de verkoopsters	de verkoopster