Frans : Nederlands le bac = het eindexamen vwo le feuilleton télévisé = de televisieserie gentil / gentille = lief sévère = streng le potager = de moestuin ça tombe bien = dat komt goed uit faire le pont = een extra lang weekend nemen j’ai vu = ik heb gezien le cimetière = de begraafplaats mort = gestorven préoccupé = bezorgd ils s’entendent bien = ze kunnen goed met elkaar opschieten passer la nuit = de nacht doorbrengen le gîte = het vakantiehuisje la nouvelle compagne = de nieuwe levenspartner ancien = oud le Moyen Âge = de middeleeuwen le paiement = de betaling la location = de locatie en ligne = online un aller simple = een enkele reis un aller retour = een retourtje incroyable = ongelofelijk en cas de perte = in geval van verlies faire opposition = blokkeren impayable = onbetaalbaar l’ascenseur = de lift l’escalier roulant = de roltrap