Frans : Nederlands bon appétit = smakelijk eten une tasse = een kopje des céréales = granen / ontbijtgranen des carottes râpées = geraspte worteltjes des pommes de terre = aardappels ordinaire = gewoon chercher = zoeken un calendrier = een kalender une question = een vraag taper = tikken avoir hâte = haast hebben un plat = een gerecht la moutarde = de mosterd salé = gezouten couper = snijden déposer = neerleggen terminer = afmaken servir = opdienen célébrer = vieren / plechtig herdenken la phrase = de zin mettre la table = de tafel dekken un potage = een soep la boulangerie = de bakkerij la chaleur = de warmte avoir soif = dorst hebben avoir faim = honger hebben une pêche = een perzik une poire = een peer