Frans : Nederlands Ça cartonne. = Het is een groot succes. à cause de = wegens / vanwege redoubler sa classe = blijven zitten l’entretien = het onderhoud tranquillement = rustig descendre le boulevard = de boulevard aflopen / de boulevard afrijden L’été a commencé! = De zomer is begonnen! un motard = een motorrijder une blague = een grapje / een grap au pied de = aan de voet van Fêtons! = Laten we vieren! Taillons la route! = Op pad! En avant toute! = Op volle kracht vooruit! défier = uitdagen un casque = een motorhelm autour de = rondom une vigne = een wijngaard un olivier = een olijfboom connu = bekend / beroemd un virage = een bocht il y avait = er was / er waren une voiture = een wagen / een auto au sommet de = in de top van / op de top van j’ai défendu = ik heb verdedigd encourager = aanmoedigen cette course = deze wedstrijd / die wedstrijd pittoresque = schilderachtig un projet = een plan le voilier = de zeilboot quinze jours = twee weken