Frans : Nederlands s’entraîner = trainen gagner = winnen la compagnie = het gezelschap passionner = boeien le coup de foudre = liefde op het eerste gezicht le participant = de deelnemer malheureusement = helaas / ongelukkigerwijs rarement = zelden le contraire = het tegenovergestelde follement = waanzinnig s'écrire = elkaar schrijven une amitié = een vriendschap oser = durven être content de = tevreden zijn over un maillot de bain = een badpak des lunettes de soleil = een zonnebril une serviette de plage = een strandlaken un matelas pneumatique = een luchtbed une glacière = een koelbox la crème solaire = de zonnebrandcreme les tongs = de teenslippers l'autre jour = onlangs espérer = hopen se fâcher = boos worden conseiller = raadgeven s'arranger = in orde komen