le message le goût maigrir
avoir bonne mine le son celle-ci / celui-ci
celle-là / celui-là nombreux la coupe
la cravate un achat le pois
la rayure avoir peur de avoir peur
avoir le sens de à carreaux le tissu
le prêt-à-porter la couturière un Écossais
le coton le toc la bottine
un imperméable dépenser les soldes
vermageren de smaak de boodschap
deze hier het geluid er goed uitzien
de snit talrijk die daar
de stip een aankoop de stropdas
bang zijn bang zijn voor de streep
de stof geruit gevoel hebben voor
een Schot de kledingontwerpster confectiekleding
het enkellaarsje de kitsch het katoen
de uitverkoop uitgeven een regenjas
grossir
dik worden