Frans : Nederlands
le portrait / la photo = het portret / de foto
la peinture = het schilderen
la chanson / le refrain / l'air = het lied / het liedje / het deuntje
l'émission = de uitzending
la publicité / la pub = de reclame / de reclameboodschap
grand ouvert = wagenwijd open
fameux / célèbre / réputé = beroemd
un grand nombre / beaucoup = een groot aantal
l'ouverture = de opening
le divertissement / le loisir = de ontspanning
les épices / les herbes = de kruiden
respirer / aspirer = inademen
lever / soulever = optillen
tourner = draaien
le mouvement = de beweging
se lancher / se jeter dans = zich storten op
l'événement = de belangrijke gebeurtenis
juste / exact / étroit = precies / krap
timide = verlegen
s'amuser = zich vermaken
insulter / offenser / injurier = beledigen / uitschelden
le casque stéréo = de headset
la manette de jeu = het gamepad
bouger = bewegen
sauter = springen