Frans : Nederlands bonjour = Goedendag c'est = het is là = daar moi = ik je suis = ik ben toi = jij voilà = daar is et = en non = nee je m'appelle = ik heet bon = goed salut = hallo très bien = heel goed et toi = en jij ça va = het gaat oui = ja tu es = jij bent il est = hij is pas mal = niet gek où est = waar is merci = dank je wel pour = voor la France = Frankrijk monsieur = meneer j'ai treize ans = ik ben 13 jaar avec = met un garçon = een jongen madame = mevrouw zéro = nul un = een deux = twee trois = drie quatre = vier cinq = vijf six = zes sept = zeven huit = acht neuf = negen dix = tien onze = elf douze = twaalf treize = dertien quatorze = veertien quinze = vijftien seize = zestien dix-sept = zeventien dix-huit = achttien dix-neuf = negentien vingt = twintig alors = dan un frère = een broer une soeur = een zus tu as quel âge = hoe oud ben jij