Frans : Nederlands
l'occasion = de gelegenheid
spécial(e) = bijzonder / speciaal
célébrer = vieren
l'anniversaire = de verjaardag
le diplôme = het diploma
produire = produceren
la génération = de generatie
la marque = het merk
exister = bestaan
la vigne = de wijngaard
le critère = het criterium / de maatstaf
la qualité = de kwaliteit
strict = streng
stricte = streng
utiliser = gebruiken
le cépage = de druivensoort
particulier = bijzonder / speciaal
particulière = bijzonder / speciaal
la zone de production = het productiegebied
respecté = nageleefd / in acht genomen
respectée = nageleefd / in acht genomen
le producteur = de producent
les grandes marques = de grote merken
se trouver = zich bevinden
la cave = de kelder / de wijnkelder
le visiteur = de bezoeker
allez faire = maak / ga maken
l'année = het wijnjaar
la dégustation = de proeverij / de wijnproeverij
surtout = vooral
le chef d'œuvre = het meesterwerk
l'art gothique = de gotiek
la sculpture = de beelhouwkunst
parmi = onder / tussen
la statue = het standbeeld
la façade = de voorgevel
le vitrail = het glas-in-loodraam
beau = mooi
belle = mooi
médiéval = middeleeuws
médiévale = middeleeuws
ressembler à = lijken op
le bouchon de champagne = de champagnekurk
la fabrique = de fabriek
ils vendent = zij verkopen
le prix = de prijs
la production = de productie
le client = de klant
la cliente = de klant