Frans : Nederlands le courrier = de post le courrier des vacances = de vakantiepost la Bretagne = Bretagne (Franse regio) un village = een dorp plaire à quelqu’un = iemand bevallen Le village nous plaît beaucoup. = Het dorp bevalt ons erg. plonger = duiken préférer quelque chose = iets liever doen une plage = een strand Clara préfère rester sur la plage. = Clara blijft liever op het strand. un aquarium = een aquarium un voyage = een reis la mer = de zee un voyage sous la mer = een onderzeereis un sous-marin = een onderzeeër Amitiés, = Groetjes, l’Auvergne (f.) = de Auvergne (Franse streek) tout = alles une colo(nie de vacances) = een vakantiekamp un mono = een leider apprendre quelque chose = iets leren la vie = het leven un volcan = een vulkaan la terre = de aarde J’ai appris beaucoup de choses sur la vie des volcans et sur l’histoire de la terre. = Ik heb veel geleerd over het bestaan van vulkanen en over de geschiedenis van de aarde. une montagne = een berg embrasser quelqu’un = iemand kussen / iemand omhelzen Coucou ! = Kiekeboe! / Hallo! une ville = een stad imaginer quelqu’un / imaginer quelque chose = zich iemand voorstellen / zich iets voorstellen au bord de la mer = aan zee Demain, nous allons à Knokke-le-Zoute au bord de la mer. = Morgen gaan we naar Knokke-Het Zoute aan zee. nager = zwemmen On va peut-être aller nager. = We gaan misschien zwemmen. le Lac Léman = het meer van Genève la vieille ville = de oude stad le Musée Olympique = het Olympisch Museum un voilier = een zeilboot