tu prends	le chariot	chez
la bouteille	le coca	le prix
ça fait	combien?	un euro
on	on prend	tu es
fou	le jus de fruits	c’est tout
alors	je voudrais	le jus d’orange
le jus de pomme	le jus d’ananas	tu as quel âge?
j’ai trois ans	je suis	le rayon
la boulangerie	la baguette	s’il vous plaît / voilà

bij	het winkelwagentje	jij neemt
de prijs	de cola	de fles
een euro	hoeveel?	dat kost, dat is / dat kost / dat is
jij bent	we nemen	we, men / we / men
dat is alles	het vruchtensap	gek
het sinaasappelsap	ik wil graag	dan, dus / dan / dus
hoe oud ben je?	het ananassap	het appelsap
de afdeling	ik ben	ik ben drie jaar
alstublieft	het stokbrood	de bakkerij

d’accord	et avec ça?	le pain au chocolat
merci	un	deux
trois	quatre	cinq
six	sept	huit
neuf	dix	onze
douze	treize	quatorze
quinze	seize	dix-sept
dix-huit	dix-neuf	vingt
le lait	le café	le thé

het chocoladebroodje	anders nog iets?	oké
twee	een	bedankt
vijf	vier	drie
acht	zeven	zes
elf	tien	negen
veertien	dertien	twaalf
zeventien	zestien	vijftien
twintig	negentien	achttien
de thee	de koffie	de melk

une eau	le yaourt	la pomme
le chocolat	le papier toilette	le jambon
le beurre	le vin	le fromage
le pain	la confiture	le haricot vert
le sac en plastique	le kilo	rouge
la framboise	la boîte	le sachet
rose	la carte bancaire	le litre
désolé	le ticket de caisse	la réduction
le gramme	la visite

de appel	de yoghurt	een water
de ham	het toiletpapier	de chocolade
de kaas	de wijn	de boter
de sperzieboon	de jam	het brood
rood	de kilo	de plastic tas
het zakje	het doosje	de framboos
de liter	de betaalpas	roze
de korting	de kassabon	sorry
	het bezoek	de gram