partir en vacances	beaucoup de choses	veux-tu venir faire du shopping ?
le pantalon	le T-shirt	le pull
le pullover	le bikini	le maillot de bain
la jupe	la robe	la chemise
la cabine d’essayage	l’étalage	dans l’étalage
la caisse	le ticket	quelle taille?
quelle est la taille?	essayer le pantalon	le pantalon me plaît
le pantalon ne me plaît pas	le pantalon est super/cool	je préfère le rouge
le pantalon te va très bien!	le pantalon est trop serré	le pantalon est trop grand

Ga je mee winkelen?	veel dingen	op vakantie gaan
de trui 1	het T-shirt	de broek
het badpak	de bikini	de trui 2
de blouse	de jurk	de rok
in de etalage	de etalage	het pashokje
welke maat	de kassabon	de kassa
de boek bevalt me	de broek passen	wat is de maat?
ik vind mooier	de broek is leuk/geweldig	de broek bevalt me niet
de broek is te groot	de broek is te klein	deze broek staat je uitstekend!

les pantalons te vont bien	changer le pantalon	dans la boulangerie
les petits gâteaux	chez le boulanger	dans la pharmacie
dans le magasin de sport	les baskets	dans le magasin de mode
dans le magasin de meubles	le banc	dans le grand magasin
le lecteur de Cd	dans le magasin de chaussures	au sous-sol
au rez-de-chaussée	au premier (1er) étage	c’est possible
c’est vrai	déjeuner	prendre le déjeuner
bon marché	ensemble

bij de bakker (winkel)	de broek ruilen	de broeken staan je goed
in de apotheek	bij de bakker (de persoon)	de gebakjes
in de modezaak	de gymschoenen	in de sportwinkel
in het warenhuis	de (zit)bank	in de meubelzaak
op de kelderverdieping	in de schoenenwinkel	de cd-speler
dat kan/dat is mogelijk	op de 1e verdieping	op de begane grond
lunchen 2	lunchen 1	dat is waar
	samen	goedkoop