Frans : Nederlands des cheveux bouclés = krullend haar chiner les vieux vêtements = snuffelen naar tweedehandskleding BEP = diploma middelbaar beroepsonderwijs tu iras = jij zult gaan mince = slank devenir = worden un physique = een uiterlijk particulier = karakteristiek avoir confiance en = vertrouwen hebben in imaginer = voorstellen comparer = vergelijken le visage = het gezicht un caprice = een gril s'habiller = zich aankleden la chaussette = de sok la taille = de maat coloré = gekleurd le goût = de smaak mesurer = meten le talon = de hak la lumière = het licht le tour = de beurt la longueur = de lengte tout te va = alles staat je à rayures = gestreept en solde = in de uitverkoop se démoder = uit de mode raken une entreprise = een onderneming maigrir = vermageren suffire = voldoende zijn un escalier = een trap un ascenseur = een lift plaire = bevallen plutôt = eerder contenir = bevatten en cuir = van leer suivre une formation = een opleiding volgen exister = bestaan avoir l'air de = lijken op la lèvre = de lip la coiffure = het kapsel exagérer = overdrijven à pois blancs = met witte stippen le long de = langs servir = dienen voor se transformer en = veranderd worden in le trésor = de schat la vallée = de vallei construire = bouwen le chemin = de weg