le portable éteint le vol
soupçonner accuser le fric
se méfier de manquer j’ai beau
s’inquiéter la caisse en plus
avoir confiance en waarschuwen désespéré
licencier furieux pressé
il vaut mieux bosser se passer
en même temps avoir de la monnaie retirer de l’argent
emprunter le code personnel le distributeur automatique
payer par carte la dette régler
de diefstal uit / uitgezet de mobiel
het geld beschuldigen verdenken
ik kan wat ik wil ontbreken / missen wantrouwen
bovendien de kassa zich zorgen maken
wanhoppig prévenir vertrouwen hebben in
gehaast woedend ontslaan
gebeuren werken het is beter
geld pinnen kleingeld hebben tegelijkertijd
de geldautomaat de pincode lenen van iemand / lenen
betalen de schuld pinnen / met pin betalen