Frans : Nederlands embêter = pesten, lastig vallen / pesten / lastig vallen se presser = zich haasten au contraire = in tegendeel aboutir à = uitlopen op la tension = de spanning une béquille = een kruk lâche = laf hostile = vijandelijk moche = lelijk se décaler = afwijken se vanter de = opscheppen over la thèse = de stelling assumer = aanvaarden, aannemen / aanvaarden / aannemen d'une part … d'autre part = aan de ene kant … aan de andere kant d'une part d'autre part = aan de ene kant aan de andere kant incessant = onophoudelijk sembler = lijken finir par = uiteindelijk apaisé = rustig, bedaard se moquer de = plagen, voor de gek houden / plagen / voor de gek houden fréquenter = omgaan met minoritaire = in de minderheid se ruer sur = zich storten op la tentation = de verleiding exclu = buitengesloten au-delà de = afgezien van un enjeu = een inzet