avant regarder manger
téléphoner un ami difficile
fermer rester pendant
demander tu fais la semaine
prochain / prochaine prochaine le temps
une interro malade travailler
bouger par exemple sérieux, sérieuse / sérieux / sérieuse
n’oublie pas oublier préférer
eten kijken voor (van tijd) / voor
moeilijk een vriend opbellen
tijdens, gedurende / tijdens / gedurende blijven sluiten
de week jij maakt, jij doet / jij maakt / jij doet / je maakt, je doet / je maakt / je doet vragen
de tijd volgend(e) / volgende / volgend volgende / volgend
werken ziek een overhoring
serieus bijvoorbeeld bewegen
liever hebben, prefereren / liever hebben / prefereren vergeten vergeet niet