la tête l’oreille le nez
l’oeil les yeux la bouche
la gorge le bras la main
le dos le ventre le genou
le pied malade blessé
la fièvre avoir mal avoir mal au coeur
les urgences la pharmacie le médicament
le médecin l’infirmier l’infirmière
mieux se sentir bien inquiet
de neus het oor het hoofd
de mond de ogen het oog
de hand de arm de keel
de knie de buik de rug
gewond ziek de voet
misselijk zijn pijn hebben de koorts
het medicijn de apotheek de Eerste Hulp
de verpleegkundige (v) de verpleegkundige (m) de arts
ongerust zich goed voelen beter
la santé il répond mesurer
fidèle empêcher grandir
emmener le traitement longtemps
l’accro fumer avoir peur
grossir meilleur avoir raison
remplacer les sucreries les crudités
la carotte le concombre la tomate
le rôle ne ... jamais chanter
ouvre ne ... rien la voix
meten hij antwoordt de gezondheid
groeien verhinderen trouw
lang de behandeling meenemen
bang zijn roken de verslaafde
gelijk hebben beste dik worden
de rauwkost de zoetigheid vervangen
de tomaat de komkommer de wortel
zingen nooit de rol
de stem niets doe open
dormir il dort le signe
sensible examiner la salade
la pizza l’ordonnance la notice
la boîte vouloir qu’est-ce qui se passe?
l’accident aider l’hôpital
cassé mort ne t’inquiète pas
le coffre suivre
het teken hij slaapt slapen
de salade onderzoeken gevoelig
de bijsluiter het recept de pizza
wat gebeurt er? willen de doos
het ziekenhuis helpen het ongeluk
maak je niet ongerust dood / leeg gebroken
volgen de kofferbak