Engels : Nederlands news = nieuws arrest = arresteren warn = waarschuwen firefighters = brandweerlieden fire engine = brandweerauto roof = dak strike = staking row = ruzie finally = tenslotte rainy = regenachtig degrees = graden forecast / weather forecast = weervoorspelling cloudy = bewolkt mainly dry = overwegend droog lorry = vrachtwagen underage = minderjarig sales = verkoop junction = afslag avoid = vermijden thunderstorms = onweersbuien commit a crime = een misdaad begaan kill = doden die = sterven cause = veroorzaken comprehensive school = scholengemeenschap damage = schade concerned = bezorgd trash = rotzooi criminal = crimineel robbery = overval fine = boete leave / left = verlaten left = verliet wardrobe = kledingkast wallet = portefeuille hit = slaan / sloeg / geslagen / sloeg / slaan / geslagen / geslagen / slaan / sloeg chance = kans prison = gevangenis missing = vermist reward = beloning disappear = verdwijnen bring = brengen brought = bracht / gebracht upset = overstuur report = melden straightaway = meteen victim = slachtoffer national = landelijke owner = eigenaar painless = pijnloos pet shop = dierenwinkel guilty = schuldig cruel = wreed clear = duidelijk gang = bende pretty = nogal apply for a job = solliciteren naar een baan course = cursus in the beginning = in het begin addict = verslaafde society = maatschappij fight = bestrijden