Engels : Nederlands
for = gedurende
since = sinds
science = wetenschap
physics = natuurkunde
biology = biologie
chemistry = scheikunde
music = muziek
art = kunst
drama = toneel
design and technology = design en technologie
geography = aardrijkskunde
English = Engels
PE (physical education) = lichamelijke opvoeding
maths = wiskunde
ICT (information and communication technology) = ICT (informatie- en communicatietechnologie)
history = geschiedenis
Spanish = Spaans
to concentrate = concentreren
to remember = zich herinneren/onthouden
to think = denken
to imagine = zich voorstellen
to wonder = zich afvragen
to believe in = geloven in
to guess = raden
to recognise = herkennen
to realise = beseffen
to suppose = veronderstellen
youth club = jeugdclub
holiday camp = vakantiekamp
safety = veiligheid
motivation = motivatie
to encourage = aanmoedigen
to achieve = bereiken
tool = gereedschap/hulpmiddel
teamwork = teamwork
health and safety = gezondheid en veiligheid
spear = speer
penknife = zakmes
container = container
ghost = spook
UFO = UFO
planet = planeet
to do your hair = je haar doen
warm-up = warmlopen/warming up
classical ballet = klassiek ballet
to strengthen = versterken
weight training = krachttraining
away match = uitwedstrijd
nearly midnight = bijna middernacht
exhausted = uitgeput
carbohydrate = koolhydraat
lecture = lezing
workshop = workshop
performance = optreden